bemonsteringsfrequentie

Mathijs stelde deze vraag op 08 januari 2021 om 19:12.

Hoi

Ik begrijp C40 gewoon totaal niet. Kan iemand uitleggen wat ik moet doen met construeren ?

Mathijs 

Reacties

Theo de Klerk op 08 januari 2021 om 20:12
in feite komt het hier neer op voldoende vaak bemonsteren zodat veranderingen zichtbaar zijn. Als iets op en neer gaat met 1 Hz dan is bemonsteren met 1 Hz of minder niet zinvol: je ziet de veranderingen niet. Zoals iemand die op en neer springt maar je doet alleen je ogen open als iemand op de grond staat. Dan zou je kunnen denken dat die persoon altijd op de grond staat. Als je 10x met je ogen knippert zie je de persoon omhoog en omlaag gaan. Monsterfrequentie moet (veel) hoger zijn dan de veranderingsfrequentie.
Jaap op 08 januari 2021 om 20:27
Bij opgave C40a,b teken je over de breedte van het rode signaal een aantal rechthoekige staven naast elkaar, zoals in een staafdiagram. Elke staaf is even breed; de breedte is evenveel seconde als de periode T van de bemonsteringsfrequentie f. De bovenkant van de staaf is horizontaal en stelt een elektrische spanning voor die constant is in de tijdsduur van die staaf. De hoogte van de staaf is gelijk aan de spanning aan het begin (=linker zijde) van de staaf. Voor de hoogte wordt misschien in jouw boek ook een andere regel of afspraak gebruikt.
C40a: hoe groot is de periode T van de bemonsteringsfrequentie f? Dat wordt de breedte van elke staaf. Je maakt elke staaf zo hoog als het rode signaal is aan het begin (=linker zijde) van de staaf.
C40b: hoeveel maal groter of kleiner is de bemonsteringsfrequentie nu? Hoe verandert de breedte van elke staaf?
Theo de Klerk op 08 januari 2021 om 20:39
a picture may say more than a thousand words.
Zie onderstaand een golf met een frequentie van 0,5 Hz. Die wordt bemonsterd met verschillende frequentie en ook nog eens door diezelfde frequentie, maar een beetje later.
Links zie je de golf en het interval van een bemonstering. De meting van de waarde doe ik hier in het midden van dat interval (kan ook aan begin van het interval). Rechts zie je dan wat het resultaat van bemonstering is. Bij bemonsteringsfrequenties lager dan het signaal vallen veel details weg en komt het signaal helemaal niet overeen met het origineel. Naar mate de bemonsteringsfrequentie toeneemt, gaat het uiteindelijke signaal meer op het origineel lijken.Dan doet het er ook steeds minder toe of die bemonstering op de juiste momenten gebeurt.

Als je het bemonsteren ziet als het openen van je ogen op die momenten, dan krijg je een hoop moment opnamen. Naar mate je vaker kijkt (hogere bemonsteringsfrequentie) lijkt het geluid/beeld vloeiender tot het voor je oog of oor vrijwel doorlopend is geworden en je film als normale beweging ipv losse starre beeldjes en geluid als vloeiend ervaart ipv stotterig.




Overigens is steeds vaker bemonsteren (samplen) ook wat in de wiskunde "integreren" wordt genoemd. Vaker betekent steeds kleinere intervallen. Integreren betekent die intervallen minuscuul klein maken. Door de grote sampling volgen de staafjes (met bijna geen breedte) de curve van de grafiek vrij precies. En samen vormen die staafjes dan het oppervlak onder die curve.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Ariane heeft zesentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Ariane nu over?

Antwoord: (vul een getal in)