Hallo,
In mijn boek staat de opdracht:


Om de snelheid van auto's op een bepaalde plek te meten, liggen twee kabels op de weg.
Zie figuur 11. De figuur is niet op schaal.
De afstand tussen de kabels is 70 cm. Elke keer als een wiel over een kabel rijdt, neemt de druk in de kabel toe. Een sensor registreert hoe de druk in de kabel verandert.
Een computer maakt een diagram van de druk in de kabel als functie van de tijd. Figuur 12 toont het diagram dat ontstaat als één auto passeert.
a) Toon aan dat de gemiddelde snelheid van de auto gelijk is aan 50 km h⁻¹.
Ik dacht dat de afstand tussen de twee zwarte stippen de Δt was. In totaal zijn er vier pieken: een hoort bij de voorwielen (een van die wielen die vlak achter elkaar komen), en de andere hoort bij de achterwielen. Hetzelfde voor de andere pieken.

Volgens het antwoordenboek klopt dat niet:
De tijd Δt bepaal je met het verschil in tijd tussen twee pieken.
De verplaatsing hoort bij de eerste twee pieken als de voorbanden over kabel A en over kabel B rijden.
De tijdsduur tussen de eerste twee pieken is dus Δt.
Δt = 0,235 – 0,185 = 0,050 s
Kan iemand mij helpen met het begrijpen waarom mijn redenering fout is en die van het antwoordenboek juist? Alvast bedankt.
Mvg,
Ipek