Rita vraagt hoe het komt 'dat op een getijdenrivier zoals de Nete, bij vloed de golven toch de andere kant opgaan'.
Bij vloed 'de andere kant op gaan' betekent in dit geval: golven in de Nete die bewegen in de richting van de Rupel, als ik het goed begrijp. Dus golven die bewegen in tegengestelde richting als het water dat bij vloed vanuit de zee de rivier in wordt gestuwd.
Als dit inderdaad is wat Rita bedoelt met 'de andere kant op', begrijp ik de door Theo genoemde mogelijke redenen niet.
Bij de eerste reden noemt Theo een opwaartse stroming vanuit de zee de rivier in. Bij de tweede reden noemt Theo getijdengolven die vanuit de oceaan de rivier binnenkomen.
In beide gevallen: hoe leidt dit tot golven die bij vloed in tegengestelde richting bewegen?
Groet, Jaap