Dag Jonas,
ik gebruik deze rechterhandregel voor lorentzkracht
gestrekte vingers magnetisch veldrichting, gestrekte duim stroomrichting, dan lorentzkracht loodrecht op de handpalm (duwrichting).
Wat we zien is dat de lorentzkracht loodrecht staat op een plat vlak gevormd door de stroomrichtingsvector en een magnetisch veldvector.
In gewone meetkunde zou je zeggen dat je een plat vlak kunt definiëren met drie punten. Twee lijnen kan ook, mits die lijnen elkaar snijden (één gemeenschappelijk punt) .
Hoe moet je in de tekening hierboven de stroomrichtingsvector draaien zó dat er niet meer één vlak denkbaar is, maar ineens zelfs heel veel vlakken? Want als je heel veel vlakken hebt, dan heb je ook heel veel lorentzkrachten (die elkaar allemaal opheffen waardoor er dus niks van overschiet)
En bij d vragen ze of het een eenparige beweging is, maar dat is toch altijd zo want het gaat toch altijd met een constante snelheid?
ik weet niet wat jij denkt dat altijd met een constante snelheid gaat, maar NIET een voorwerp waarop een nettokracht ongelijk 0 wordt uitgeoefend. Je lijkt hier ook een cirkelredenering te gebruiken, of je drukt jezelf heel ongelukkig uit.
Bij c moest je uitleggen dat er een lorentzkracht van 0 N is. Laten we dat dus maar als een gegeven beschouwen. ALS andere krachten, zoals zwaartekracht of wrijvingskracht, ook verwaarloosd mogen worden, of buiten beschouwing mogen blijven, dan zouden er dus geen krachten zijn, oftewel nettokracht = 0 N.
Kracht 0 N, dan is dus de versnelling .......... m/s² (vul aan)
Groet, Jan