In de "gebruikelijke" beschouwingen nemen we wel aan dat de aarde een draaiende wat afgeplatte bol is. Dan geldt het volgende.
Als de aarde zou stilstaan, dan trekt het met zijn grote massa elke andere massa aan (en omgekeerd gebeurt hetzelfde). Newton vond daarvoor eens een uitdrukking:
Maar de aarde draait om zijn as. Alles wat op zijn oppervlak staat wordt er vanaf gezwiept als er geen zwaartekracht zou zijn die dat voorwerp aan de aardbodem kleeft. Dat ronddraaien gebeurt doordat er een middelpuntzoekende kracht is die je in een rondje laat draaien (bijv. de kabels waarmee je zweefmolenstoel aan de molen vast zit, geeft die middelpuntzoekende kracht).
De middelpuntzoekende kracht blijkt gelijk aan
Voor iets wat op het oppervlak van de aarde staat en ronddraait (de cirkel van de breedtegraad) kun je die kracht berekenen. Op de evenaar zal r=R zijn, de aardbolstraal R, op de noordpool zal r = 0 m zijn. Voor alle breedtegraden tussen 0° (evenaar) en 90° (pool) breedtegraden heeft het een waarde r tusen 0 en R meter in. Zoals voor Nederland op de 52-ste breedtegraad.
Die middelpuntzoekende kracht moet worden geleverd door een bestaande kracht zoals bijv., de zwaartekracht. Dat betekent dat alleen het restant van die kracht overblijft voor plakken op de aarde:
En de gravitatiekracht is wat we meten als we op aarde de kracht waarmee iets door de aarde wordt aangetrokken meten: (met h=R voor het oppervlak van de aarde, m de massa van het voorwerp en g de gravitatieversnelling, 9,81 m/s2 - maar dit varieert een beetje afhankelijk van de aardstraal ter plekke. De aarde is geen perfecte bol maar meer een ovaal die uitstulpt aan de evenaar).
Zo wordt uiteindelijk:
De component is heel klein vergeleken met de zwaartekracht en wordt vaak "vergeten" of "verwaarloosd" (in Nederland: 0,001-de deel van de echte zwaartekracht). En dan krijg je de niet geheel correcte vergelijking