Reacties
Dat is NIET zo in het geval van een lichtbron met convergerende bundel. Maar convergerende bundels zijn er eigenlijk nauwelijks in de natuur.
Dus schijn met een evenwijdige bundel op een bolle lens, dan kun je voorbij die lens een schaduw maken die kleiner is dan het voorwerp dat je daarvoor gebruikt.
Groet, Jan
De meeste lichtbronnen zijn puntvormig en stralen naar alle kanten en daarbij divergeren ze sterk. Dat doet de zon ook als je dichterbij deze ster komt. Op een afstand als van de aarde zijn de divergerende lichtstralen bijna evenwijdig. Dan is bij schuine bestraling je schaduw langer dan jezelf. Maar als de zon recht van boven straalt dan is je schaduw precies even groot als jezelf.
Marijn
De zonnestralen komen parallel aan en niet convergerend . voor een deel toch wel, omdat de zon geen puntbron is, maar een ster vééél groter dan de maan. Je zei zelf al "bijna parallel". De stralen afkomstig van de "rand" van de zon vormen een soort van convergerende bundel langs de maan:
pas op, tekening niet op schaal. in werkelijkheid is de zon ruwweg 400 keer zo groot als de maan, en staat ze -heel erg toevallig- ook ruwweg 400 keer zover weg.
De KERNschaduw (umbra, de plaats waar GEEN zonlicht op aarde valt) is dus maar klein.
De halfschaduw, (penumbra), waar niet alle zonlicht nog komt maar waar altijd nog wel een deel van het zon langs de maan heen de aarde bereikt, is door datzefde effect véél groter:
De hoek waaronder dat licht convergerend invalt is niet groot, een halve graad ongeveer, dus onder een parasol zie je niet veel halfschaduw. Maar op een afstand van 400 000 km (ongeveer de afstand aarde-maan) heeft dat wel een beduidend effect.
Onder kunstlicht heb je ook veel halfschaduw-effecten:
Hoe verder van de kernschaduw, hoe flauwer de halfschaduw wordt.
Groet, Jan