Dag Joep,
Beantwoording van je vragen lijkt me in de eerste plaats op de weg van je docent te liggen: wat verlangt zij of hij?

Zonder de opdracht te kennen, vermoed ik dat je bij elke methode moet nagaan welke bronnen van meetonzekerheid er zijn, dat je tracht die onzekerheid te kwantificeren en dat je berekent hoe groot de meetonzekerheid is die behoort bij de door jou gevonden waarde van $g$.
Niet 'kijken met welke methode je een waarde van $g$ vindt die het dichtst bij 9,81 m/s² ligt'.

Om $g$ bij voorbeeld te bepalen met een mathematische slinger, meet je de lengte $L$ van de slinger en de slingertijd $T$. Je kunt schatten welke mogelijke absolute fout in de lengtemeting zit. Bij voorbeeld $L=1,80\pm0,02$ m. Analoog voor de slingertijd. Vervolgens bereken je de mogelijke relatieve fouten in $L$ en $T$ en combineer je deze op de bekende wijze tot de relatieve (en eventueel absolute) fout in g.
In de discussie kun je nog bespreken in welke opzichten jou echte slinger afwijkt van de aannames die zijn gebruikt bij de afleiding van de slingerformule.
Groet, Jaap