druk en energie turbine
Soraya stelde deze vraag op 31 januari 2024 om 14:57.Ik ben momenteel een oefentoets aan het maken waar we helaas geen antwoorden van gekregen hebben (handig, ik weet het), nu loop ik vast bij de volgende vragen:
Meneer X besluit zijn eigen energie op te gaan wekken door in zijn beekje een dam met stroomturbine en een waterrad gekoppeld aan een dynamo te plaatsen. Hij bouwt een dam van 3meter hoog en maakt een opening op een halve meter boven de bodem waar hij de turbine op aansluit. De aanvoer van de turbine is 25cm2 in doornsnede.
1. Hoe groot is de druk op de turbine? (doe voor de eenvoud alsof die overal op de turbine even hoog is als op het midden van de turbine.)
2. Verklaar de toevoeging tussen de haakjes bij vraag 1
3. Hoeveel energie kan deze turbine maximaal leveren?
Alvast enorm bedankt voor jullie hulp!
Reacties
de vraagbaak is geen digitaal uitwerkingenboekje.
Vertel ons eens wat je niveau/leerjaar is, wat je hier wel zelf van kunt, of wat je hierbij alvast kunt bedenken. En waar je dan precies op vastloopt. Dan kunnen we je van daar af verder helpen.
Groet, Jan
Hoi Jan, het niveau is 3vwo en ik werk uit Pulsar.
Dit is wat ik zover heb:
1)
P=F/A (druk = kracht / opp in m2)
F=Mxg (massa in kg en g is 9.81)
m = 2.25 x 1000 (want 1m3 water is 1000kg) dus 2250kg
F=2250 x 9.81
F= 22072,5N
P=F/A
P= 22072,5 / 25cm2 (25cm2 is 0,0025m2) dus
P=22072,5/0,0025
P=8829000pascal = 882,9KP
2)
Aan het begin en eind van de turbine zijn beide objecten aangesloten (de dynamo en de dam) waardoor de druk op deze gebieden anders zijn dan op het midden van de turbine doordat de massa daar anders is.
3)
Energie=massa x gravitatie x hoogte
W=M(KG) x g x H(m)
W = 2250kg x 9,81 x 2,25m
W = 49663,13J = 49,7KJ

In de opgave staat: 'een stroomturbine en een waterrad gekoppeld aan een dynamo'.
Dat snap ik niet. Zijn de stroomturbine en het waterrad hetzelfde ding?
Vraag 1
Je berekening is nog niet goed. Ik snap je 2,25 niet.
Laten we aannemen dat het water tot aan de bovenkant van de dam staat.
Er is dan water tot een hoogte van 3 m boven de bodem.
De opening in de dam waarop X de turbine aansluit, is 0,50 m boven de bodem.
Bereken hoeveel meter water er boven de opening is. Dat noemen we h.
Nu kiezen we een kolom water met diezelfde hoogte h.
Van bovenaf gezien heeft de kolom een oppervlak van 25 cm² ofte wel 0,0025 m².
Hoeveel kubieke meter water zit er in de kolom? Dat is het volume V.
Hoeveel kilogram water zit er in de kolom? Dat is de massa m.
Hoeveel zwaartekracht werkt er op het water in de kolom? Dat is Fz.
Deze kracht Fz werkt op de opening van de turbine met een oppervlak A=0,0025 m².
Hoe groot is de druk p = Fz / A bij de opening?
Nu heb je eerst vermenigvuldigd met 0,0025 om volume V=h×0,0025 te krijgen.
Daarna heb je gedeeld door 0,0025 om p = Fz / A te krijgen.
Dat kan slimmer.
De druk van (ongeveer stilstaand) water onder een kolom van 2,5 m is
$\rho$ is de dichtheid van het water, 1000 kg per m³.
Wil je een nieuwe berekening van vraag 1 plaatsen?
O ja, de eenheid van druk is Pa=pascal, niet P.
En 1000 Pa = 1 kilopascal = 1 kPa, niet KP.
Groet, Jaap
Hoi Jaap,
kan je me een tip geven wat ik moet doen om het volume te berekenen? Ik weet dat 0.0025 m2 vermenigvuldigd moet worden met iets maar begrijp niet met wat?
Het volume van het water in de kolom is V = oppervlak × hoogte.
De hoogte h is van de bovenkant van de dam naar onder tot de opening van de turbine.
Groet, Jaap
Hoi Jaap,
zoiets dus voor vraag 1?
volume = hoogte x opp
V = 2,5m x 0.0025m2
V = 6.25x10^-3
M is V x 1000
M = 0.625 kg (?)
F = m x g
F = 0.625 kg x 9.81
F = 6,13N
P = F / a
P = 6.13N / 0.0025
P = 2452,5Pa
P = 2,5 KPa
Ongeveer goed is V = 6,25×10–3 m³ (graag met een komma en zet de eenheid erbij)
Maar je M = 0.625 kg is niet goed.
m=1000·V=1000×6,25×10–3=6,25 kg (rekenfout, niet M maar m en zet de eenheid erbij)
Op het eind niet P = 2,5 KPa maar
p=2,5 kPa (kleine letter p en k)
Je ziet dat je sneller klaar bent met
Groet, Jaap
Soraya
P = F / a
P = 6.13N / 0.0025
P = 2452,5Pa
P = 2,5 KPa
Dag Soraya,
Jaap schreef:
Jaap
Dat kan slimmer.De druk van (ongeveer stilstaand) water onder een kolom van 2,5 m is
ρ is de dichtheid van het water, 1000 kg per m³.
jij deed dat nog niet slimmer.
Je komt wel op hetzelfde uit, maar dat is omdat je eerst met een oppervlak vermenigvuldigt en in de volgende stap weer door datzelfde oppervlak deelt. Da's een omweg. Dat soort inzichten kunnen je in de toekomst bergen rekenwerk besparen.
Groet, Jan