Voor krachten kun je als aangrijpingspunt meestal het midden van het oppervlak nemen waarop de kracht wordt uitgeoefend. Bij een bak water met hoogte h ligt dat dat halve hoogte, 1/2 h. En op halve breedte. De linker en rechter plas water hebben dus verschillende aangrijpingspunten.

De berekende gemiddelde druk is halverwege de hoogte (want de druk neemt lineair toe van 0 N/m
2 aan het oppervlak tot maximaal onderaan op diepte h - dus gemiddeld is de druk (0 + p
max)/2 = ฯ g . 1/2 h). De kracht is de druk opgeteld over het gehele oppervlak (ipv 1 m
2 bij druk) en daarbij is het oppervlak door water bedekt links 2x groter dan rechts. Maar de gemiddelde druk is ook 2x groter zodat netto de kracht 4x groter is links dan rechts.