Ladingen in assenstelsel

Jonas stelde deze vraag op 06 januari 2024 om 16:49.

 Beste,

Kan iemand me helpen met deze oefening op te lossen?
bij a en b snap ik niet zo goed hoe we die F moeten beschouwen aangezien die in de negatieve y-richting werkt. Ik dacht te werken met de wet van Coulomb F= k(Q1Q2)/r^2.

bij c weet ik eigenlijk helemaal niet goed hoe te beginnen, ik denk dat ik daarvoor eerst a en b moet begrijpen. Ook hier wou ik met de wet van Coulomb werken.

Bedankt voor jullie uitleg,
Jonas

Reacties

Theo de Klerk op 06 januari 2024 om 17:25
Dan ga je de situatie eens tekenen:

De resultante kracht is naar beneden gericht. Wat zegt dat over de richting van de component die door R geleverd wordt? En als er geen horizontale kracht is, hoe heft Q dan de kracht van R op als beiden een kracht op P leveren?
Jonas op 06 januari 2024 om 18:39
a en b snap ik

Volgens je redenering is R negatief en Q positief.

Met vraag c) ben ik nog niet mee.
In bijlage vind je mijn uitwerking tot nu toe. Vanaf hier zit ik vast. (Ben ik zelfs juist bezig tot nu toe?) Hoe bereken ik F netto op Q?


danku
Theo de Klerk op 06 januari 2024 om 18:54
De berekeningen tussen Q en R zijn zeker waar maar doen in dit probleem niet ter zake. Geen van de ladingen kan bewegen dus de bevestigingen van de ladingen zorgen voor een netto 0 N kracht.
Je kunt ook de krachtberekeningen tussen twee ladingen uitvoeren zonder rekening te houden met andere ladingen (elke kracht tel je vectorieel op tot een resultante).

P zit ook vast dus ook daar geeft de bevestiging een even grote kracht omhoog als de beide andere ladingen een kracht naar beneden geven. Maar deze gegevens zijn wel interessant. Immers, je kent de kracht naar beneden, dus ook de vertikale component van R op P. En met de hoek ertussen kun je de hele kracht bepalen en ook de horizontale krachtscomponent.
En die is (tegengesteld) gelijk in grootte aan de kracht van Q. Met de Wet van Coulomb kun je nu de lading van Q bepalen  (afstanden d1 en d2 zijn "gegeven").
Jaap op 06 januari 2024 om 19:09
Dag Jonas,
Bij vraag c beseffen we dat
de horizontale component FR,h van de kracht die door lading R wordt uitgeoefend op P
even groot is als
de kracht FQ die door Q wordt uitgeoefend op P.
Laten we stellen dat FR een grootte van 2 eenheden heeft, vanwege de lading 2·q.
Hoe groot is dan horizontale component FR,h uitgedrukt in q en θ?
FQ is hieraan gelijk, maar d1>d2.
Als d1 bij voorbeeld drie maal zo groot zou zijn als d2, hoeveel maal moet de lading van Q dan groter zijn dan die van R om te zorgen dat toch FQ=FR,h?
Groet, Jaap
Jonas op 06 januari 2024 om 21:12
Gevonden! Thx!

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft dertien appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)