inductiespanning

Rutger stelde deze vraag op 03 december 2023 om 23:11.

hallo,
ik heb geen probleem met inductiespanning in een spoel als flux verandert maar deze opdracht vat ik niet. Kan je me helpen?

Op een tafel lopen 2 lange evenwijdige koperstaven AB en CD van links naar rechts.
De afstand tussen de lengte assen van de staven is d.
In AB loopt een stroom 8,2A naar rechts. In CD loopt 8,2A naar links.
Een derde koperstaaf EF heeft lengte 4/5*d. EF ligt eerst stil op de tafel, loodrecht op AB en CD, midden tussen AB en CD. Van boven gezien vormen de 3 staven een H-figuur.
Vervolgens schuift Bert EF met een constante snelheid 5,0m/s naar links.
a. Leg uit of er dan een inductiespanning ontstaat over de uiteinden E en F.

geen inductiespaning toch? er is geen magneet & geen stroomkring toch?

alvast bedankt
rutger


Reacties

Theo de Klerk op 04 december 2023 om 00:11
De staaf bevat elektrisch geladen deeltjes: elektronen die bij beweging een stroom kunnen geven.
Weliswaar beperkt want ze moeten binnen de staaf blijven. Ze bewegen naar links. Volgens afspraak beweegt de stroom dan naar rechts. Het magneetveld veroorzaakt door beide andere stroomdraden is op de plek van de dwarsstaaf naar achteren gericht. Dit is loodrecht op de stroomrichting. Er ontstaat dus een lorentzkracht die de elektronen naar boven doet duwen. Daar ontstaat dan een negatieve ladingoverschot en aan de onderkant van de staaf een tekort (ofwel positief overschot). Er komt dus een spanning tussen boven- en onderkant van de staaf. 
Niet alle elektronen zullen bovenin verzamelen: ze stoten elkaar af en blijven in de staaf elkaar wegduwen, dus uiteindelijk is de bovenkant negatief, onderkant positief en de staaf zelf neutraal.

Rutger op 04 december 2023 om 01:01
gave tekening Theo hoe maak je die ?
OK vraag a snap ik bedankt
help me ook met b alsjeblieft
Uind=N*dphi/dt en ik doe n=1
wat kan je met dphi ?

b. Zo nee, wat moet Bert veranderen om wel een inductie spanning te krijgen ?
Zo ja, leg uit of de inductie spanning tussen E en F afhangt van de grootte van d
(proef 1 afstand AB-CD=10cm en EF=8cm; proef 2 AB-CD=20cm en EF=16cm).

rutger
Theo de Klerk op 04 december 2023 om 02:04
De veldsterkte rondom de stroomvoerende draden is constant en de sterkte neemt af bij grotere cirkels/cilinders om de draad. Bewegen in horizontale richting zal geen fluxverandering geven en de inductie ontstaat dan ook niet daardoor maar door de verplaatsing van lading in de vertikale staaf onder de lorentzkracht.

De sterkte van die kracht wordt bepaald door de sterkte van het veld B op elke positie in de staaf (sterker aan uiteinden dan in midden). Bij proef 1 is het uiteinde E of F 1 cm van de draden verwijderd. In proef 2 2 cm. Wat doet dat met de kracht?

Tekening is powerpoint met de Office formule-editor (Alt =). Anderen prefereren Visio, Photoshop of ander tekenmiddel. Ik doe het al 20 jaar met Powerpoint omdat ik dat dromen kan.
Rutger op 04 december 2023 om 10:39
hallo Theo bedankt voor je snelle reactie
je zegt bij proef 2 is E er verder vanaf dus dan is magnetisch veld in E in proef 2 kleiner dan in proef 1 en lorentz kracht B*I*L ook kleiner dan in proef 1 als lorentz kracht kleiner is, dan wordt Uind ook kleiner ?
is Uind over EF in proef 2 kleiner dan proef 1 ?

rutger
Theo de Klerk op 04 december 2023 om 11:25
Er is geen (continue) stroom I  - alleen kortstondige verplaatsing van elektronen.
(Bqv). Maar veld B is kleiner dus lorenzkracht bij gelijkblijvende andere parameters neemt af. Daarmee de kracht om gelijknamige ladingen toch naar elkaar te duwen: inductiespanning neemt af door minder ladingoverschot aan uiteinden.
Rutger op 04 december 2023 om 16:49
 de lorentz kracht is echt wel B*I*L met een continue stroom
want kijk naar een elektron bij punt E (of een ander elektron) in de 3e staaf
Bert schuift de 3e staaf opzij dus het elektron beweegt en dat kan je zien als een continue stroom dus lorentz kracht langs EF is B*I*L of eigenlijk hetzelfde B*q*v

jij zegt geen continu stroom. je bedoelt zeker de stroom langs de derde staaf zo lang als het lading overschot in E of F groeit
dat is idd geen continu stroom maar daar gaat het niet om
want de korte stroom langs EF geeft een lorentz kracht dwars op EF dus dat is niet de lorentz kracht die het lading overschot en de inductie spanning maakt. snap je ?

nu doen we de laatste vraag
c. Bereken de waarde van de inductiespanning over EF

volgens jou is inductie spanning niet door flux verandering
dus kan je niet doen U=N*dphi/dt
hoe kan je dan de inductie spanning berekenen?

rutger
Theo de Klerk op 04 december 2023 om 18:56
Zal met ΔE = qU te maken hebben (q=n.e) evenals ΔE = W = F Δs  (F=lorentzkracht, gemiddeld) maar hoe groot Δs is (gemiddeld) zou ik niet zo weten.
Jaap op 06 december 2023 om 00:57
Dag Rutger,
Vraag a zou kunnen passen in een centraal examen vwo.

Zoals Theo heeft uitgelegd aan de hand van de lorentzkracht op vrije elektronen in de schuivende staaf EF, ontstaat er een elektronenoverschot bij uiteinde E en een elektronentekort bij uiteinde F en leidt dit tot een inductiespanning over EF.
Dit is ook de gedachtegang in het centraal examen 'natuurkunde 1,2 (nieuwe stijl)' 2002, tijdvak 1, opgave 1 'Ralph en Norton', vraag 2-4.
https://nvon.nl/examen/examen-2002-1-vwo-natuurkunde-12

Je hebt de magnetische flux ter sprake gebracht. In de reactie van 04 december 2023 om 02.04 uur zegt Theo dat de inductiespanning in jouw opgave niet ontstaat door fluxverandering.
Maar ook al is er geen gesloten stroomkring, de staaf EF doorsnijdt in een tijd Δ$t$ een flux $\Delta\Phi$ en hiermee kunnen we wel degelijk het ontstaan van de inductiespanning beschrijven. Dit gebeurt in het centraal examen van 19.08.1977, opgave 2, vraag a en b.
https://nvon.nl/examen/examen-1977-2-vwo-natuurkunde

De beschrijvingen in termen van lorentzkracht en fluxverandering zijn gelijkwaardig en leiden tot dezelfde antwoorden op vraag a, b en c.
De eerste beschrijving is op 'microniveau', de tweede op 'macroniveau'.
Groet, Jaap
Jaap op 06 december 2023 om 00:58
Dag Rutger,
Vraag b en c lijken me van een vwo-plus-niveau. Begrijpelijk als je bij wiskunde hebt kennisgemaakt met integreren, maar niet te verwachten in een centraal examen vwo.

Zoals Theo opmerkt, is de magnetische inductie $B$ kleiner naarmate de afstand $r$ tot een stationaire staaf groter is. Binas tabel 35D3 geeft

$r$ varieert in staaf EF van 1⁄10$d$ tot 9⁄10$d$ vanaf een stationaire staaf.

Doordat de magnetische inductie niet over de hele staaf EF even groot is, draagt het ene deel van de staaf meer bij aan de totale inductiespanning dan het andere. Daarom verdelen we EF in kleine stukken $\Delta r$, berekenen we de bijdrage $\Delta U$ind in zo'n stuk en tellen we alle bijdragen op tot de totale inductiespanning.

Een stuk $\Delta r$ beweegt met een snelheid $v=\Delta x/\Delta t$ naar links.
Dit stuk doorsnijdt in een tijd $\Delta t$ een flux


De factor 2 brengt de symmetrie met twee stationaire staven in rekening.
De inductiespanning over dit stuk $\Delta r$ is


Om alle bijdragen aan de inductiespanning netjes te combineren, laten we $\Delta r$ tot nul naderen en tellen we alles op. De limiet van de optelling heet de integraal.


Invullen van de integratiegrenzen geeft

zodat de totale inductiespanning over de staaf EF is



Theo's redenering van 04 december 2023 om 11.25 uur leidt tot de conclusie dat de inductiespanning in je proef 2 kleiner is dan in proef 1. Dit blijkt niet het geval te zijn.
Effect 1: de magnetische inductie is in proef 2 kleiner vanwege de grotere afstand tot een stationaire staaf. Dat maakt de totale inductiespanning kleiner.
Effect 2: de doorsneden flux in proef 2 groter vanwege de grotere lengte van staaf EF. Dat maakt de doorsneden flux en de totale inductiespanning groter.
Uit de afleiding blijkt dat de effecten elkaar opheffen en dat de inductiespanning niet afhangt van $d$, zolang de oorspronkelijke verhoudingen behouden blijven.
Groet, Jaap
Theo de Klerk op 06 december 2023 om 02:17
Ik nam onterecht aan dat de EF staaf een vaste lengte had en verder van de stroomdraden kwam. Dan wordt de veldsterkte minder en daarmee de lorentzkracht. Bij langere staaf volg je Jaaps  (macro) redenering.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft tien appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)