Dag Tom,
In de omgekeerde volgorde:
• bereken eerst de tijdsduur van de val met h=½·g·t²
• bereken vervolgens de eindsnelheid met v=g·t
Dit geldt voor een vrije val vanuit rust als de beginhoogte niet al te groot is.
Groet, Jaap

dag Tom,

Dan schakel je over op de gegeven gevraagd-formuletechniek

a= 9,81 m/s²
s = 100 m
v_begin = 0 m/s
v_eind = ??
t = ?? 

Kun je ergens in BINAS of en formuleblad een formule vinden waar om te beginnen één van die gevraagde grootheden in staat, en twee of meer van de gegeven zaken?

Groet, Jan 

Dus: 100 = 0,5 × 9,81 × t²
100 ÷ (0,5 × 9,81) = 4,52²

Dus duurt het 4,52 seconden?
4,52 seconden × 9,81 = 44,3 m/s
= 159,5 km/h ?

Klopt dit? En waar komt de 0,5 vandaan in de formule?

Die half zit er "gewoon" in:  h = 1/2 at².   Het is wel te verklaren uit ofwel tweemaal integratie van a naar tijd t of, wat versimpeld,  dat h =  v_gem t = (v_eind + v_begin)/2 . t = v_eind . t/2  (als we vanuit stilstand beginnen). Als snelheid v regelmatig toeneemt, dan is v = a t en dat levert dan  h = 1/2 a t . t = 1/2 at²

Dag Tom,
Ja, je berekening klopt.
Bij een toets noteer je natuurlijk vooraf de gegevens en de gebruikte formules.
Groet, Jaap

Bedankt voor de bevestiging.
Ik zit al een tijdje niet meer op school hoor, maar ik vroeg mij dit gewoon ineens af.