35)  2N+1 waarin N = 0,1,2,3... is het aantal oneven malen (meestal 1/4 golflengte bij staande golven op snaren of veren met een los uiteinde of een buis met een open uiteinde)

36) Een snaar of veer van vaste lengte L (aan  beide uiteinden vastgeklemd) kan alleen staande golven hebben waarbij die lengte L overeenkomt met 1/2, 1, 3/2, 4/2 etc  golflengten.

37) Voor alle golven geldt v = f λ   Als f = 50 Hz en v = 100 m/s dan kun je de golflengte erbij berekenen. Als het een staande golf moet worden moet die golflengte 1/2, 1, 3/2 etc op de lengte L passen. De golflengte ken je, dus L = 1/2 λ,  λ, 3/2 λ etc.