De vraag: Naast de E-snaar bevindt zich de A-snaar. De frequentie van de grondtoon van de A-snaar is lager dan die van de E-snaar. Wanneer de viool zuiver gestemd is, is de verhouding van deze frequenties 2 : 3. Door deze manier van stemmen zijn er frequenties die zowel bij een boventoon van de A-snaar horen als bij een boventoon van de E-snaar.
De frequentie van de grondtoon van de E snaar is 660 hz.
Het antwoord: Voor de frequenties van boventonen in een snaar geldt fn=n · f grondtoon. De frequenties van de grondtonen verhouden zich als 2 : 3. Als de factoren n in bovenstaande formule zich voor de twee snaren verhouden als 3 : 2, geeft dit dezelfde frequentie van de boventonen. Dit is dus het geval bij f = 1320 Hz en f = 2640 Hz enz.
Kan iemand mij dit uitleggen? ik begrijp namelijk niet waarom het van 2 : 3 naar 3 : 2 gaat, en waarom er als voorbeeld f = 1320 en f = 2640 wordt gegeven. Alvast bedankt!