Als fotonen elektronen losmaken dan schieten die weg. Door een tegengesteld elektrisch veld aan te leggen duwt dit ze als het ware terug. Bij -0,75 V blijkbaar volledig en ontsnappen geen elektronen meer aan de plaat (maar komen er terug). Dat is dan de remspanning.
Een positieve spanning trekt (negatief geladen) elektronen juist aan.

Hoi theo,

dankjewel voor de uitleg, ik loop nog steeds een beetje vast.

'' Daarna verbindt Nuray de anode met de negatieve pool van de spanningsbron ...'' 
Als deze dan wordt vergroot, bereiken steeds minder elektronen de anode.

Klopt het dan dat de anode juist negatiever wordt? en de kathode juist positiever ? (want de anode is verbonden met de negatieve pool)
en dus de stroomsterkte zal afnemen (want er worden minder elektronen opgenomen door de anode omdat deze de elektronen juist 'weg duwd' door de negatieve lading). Bij Urem is dus je stroomsterkte 0, wat betekent dat de kathode die de elektronen afgeeft weer geheel opneemt bij die specifieke waarde van Urem. Maar dan snap ik nog steeds niet echt waarom ik voor Urem niet -0,75 V mag pakken uit die grafiek? 

Dag b,
• Vooraf: in de uitwerking die als afbeelding bij je vraag is geplaatst, staat E_k=q·U.
Bedoeld is: de kinetische energie van de snelste elektronen op het moment dat ze losraken uit de kathode (moment 1) is even groot als de elektrische energie op het moment dat ze tot stilstand komen (moment 2). Dit is in wezen hetzelfde als de formule
kinetische energie in een elektrisch veld ΔEk=–ΔEel   in tabel 35D2 van Binas.
De kinetische energie neemt af, de potentiële (elektrische) energie neemt toe.
• De uitwerking is slordig en kan verwarring wekken.
Er staat q=e. Dat moet zijn q=–e want het gaat om (negatieve) elektronen.
Er staat U=U_rem=0,75 V. Dat moet zijn U=U_rem=–0,75 V, zoals je terecht opmerkt.
Vervolgens is E_k=q·U=(–e)·(–0,75)=0,75 eV
• Verderop in de uitwerking staat E_u=2,257 V (voor kalium). Dat moet zijn 2,25 V.
Verderop: E_f=3,00 eV=3,00×1,6021·10^–19=4,8063·10^–19 J
Dat moet zijn E_f=3,00 eV=3,00×1,6022·10^–19=4,8066·10^–19 J
En h=6,6260·10^–34 (zonder eenheid) moet zijn h=6,6261·10^–34 J·s
zodat λ=4,1327·10^–7 m enzovoort
Groet, Jaap

Dag b,
Je vraagt: 'Klopt het dan dat de anode juist negatiever wordt? en de kathode juist positiever ? (want de anode is verbonden met de negatieve pool)'.
Ja. Anders gezegd: de anode wordt negatief ten opzichte van de kathode. De minpool van de externe spanningsbron wordt verbonden met de anode. De pluspool van de externe spanningsbron wordt verbonden met de kathode.
Is inmiddels duidelijk waarom je juist U=Urem=–0,75 V moet pakken in het diagram?
Groet, Jaap

Hoi Jaap,

heel erg bedankt! ik snap het :))