1990, tijdvak 1, een spoel in een magn veld.

Yasser stelde deze vraag op 16 januari 2023 om 23:54.

 Hallo ik snap uit de bijlage de vragen 2,3 en 8 niet. 

https://www.nvon.nl/examen/examen-1990-2-vwo-natuurkunde
 
Mijn uitwerkingen/specifieke vragen:

2: Waar halen ze die 3 en 6 vandaan?

3: Hoe weet je waar de lorentzkracht gericht is (stroomsterkte richting weet ik namelijk wel, en met richting van lorentzkracht kan ik ook de richting van de magnetische veldsterkte bepalen met de FBI-regel).

8:Wat bedoelen ze met Vi en Vk (Wat is die 'i' en 'k')?

M.v.g. Yasser Sharifi

 

Bijlagen:

Reacties

Jan van de Velde op 17 januari 2023 om 01:00

Yasser

 
2: Waar halen ze die 3 en 6 vandaan? 

 Dag Yasser,

Je had de vraagtekst in je bericht geplakt, maar de bijbehorende afbeeldingen komen zo niet mee. Dat stuk van je tekst heb ik dus maar gewist. In plaats daarvan zijn deze vragen als bijlage ingevoegd.

Je vertelt ons helaas niet welke 3 resp 6 je bedoelt. We kunnen niet over je schouder meekijken. Ik zie voor vraag 2 wel een 3 en een 6 die van belang zijn 



Als dat niet is wat je zoekt ga je ons toch echt meer moeten vertellen. 

Groet, Jan

Jaap op 17 januari 2023 om 14:35
Dag Yasser,
Over de handgeschreven uitwerking bij NVON is het volgende te zeggen.
De 3Ω en de 6V zijn door Jan gemarkeerd.

2. Voor de berekening van de stroomsterkte in de spoel bekijken we de schakeling.
De spoel KLMN (Rs=3Ω) is parallel geschakeld met de ene helft (R1=5Ω) van de schuifweerstand. Voor de vervangingsweerstand Rv hiervan geldt
1/Rv=1/Rs+1/R1=1/3+1/5 zodat Rv=15⁄8 Ω
Deze 15⁄8 Ω is in serie geschakeld met de tweede helft (R2=5Ω) van de schuifweerstand.
De spanning van de ideale spanningsbron (6V) verdeelt zich over Rv en R2.
Over Rv staat een spanning U=(Rdeel)/(Rgeheel)·6V=Rv/(R2+Rv)·6V=1,64V
De spanning over de spoel is hieraan gelijk.
Hiermee kun je de stroomsterkte in de spoel berekenen.

3. Als je de stroomsterkte in de spoel vergroot, neemt de lorentzkracht op de draadstukken NK toe. De veer waaraan de spoel hangt, wordt dan verder naar onder uitgerekt, zo blijkt uit de opgave. De extra uitrekking omlaag is het gevolg van extra lorentzkracht. Conclusie: de lorentzkracht werkt verticaal omlaag.

8. Je vraagt naar Vi en Vk (tegenwoordig schrijven we Ui en Uk).
Bij een echte, niet-ideale spanningsbron maken we onderscheid tussen Ub, Uk en Ui.
Dit valt buiten de huidige leerstof voor het centraal examen vwo.
• De totale spanning die de spanningsbron opwekt, is de bronspanning Ub of Ubr. Dit is de spanning die een voltmeter aanwijst als alleen de voltmeter op de spanningsbron is aangesloten, zodat er vrijwel geen stroom door de spannningsbron loopt.
• Sluit nu behalve de voltmeter ook een weerstand aan op de spanningsbron; in de opgave is dat 6Ω (zie boven vraag 8). Er gaat een stroom lopen door de spanningsbron en de 6Ω. Nu wordt de bronspanning verdeeld over de uitwendige weerstand van 6Ω en 'iets in de spanningsbron zelf' dat we de inwendige weerstand van de spanningsbron noemen.
• Wat de voltmeter aanwijst terwijl er een stroom loopt, is de klemspanning Uk (de 'klemmen' zijn de polen van de spanningsbron waarop de voltmeter is aangesloten).
• Uk is minder dan Ub. De rest van Ub is Ui; dat is de spanning over de inwendige weerstand van de spanningsbron zelf. Ui=Ub–Uk.
• Een echte spanningsbron is niet ideaal: een deel van de opgewekte spanning Ub staat over 'iets in de spanningsbron zelf'. Gevolg: als er stroom door de spanningsbron loopt, wordt hij warm.
• Hoe zit dat in deze opgave? Boven vraag 4 zijn de ideale spanningsbron van 6V en de schuifweerstand verwijderd. De spoel is omlaag getrokken en losgelaten, waarna de spoel verticaal gaat trillen. Door de fluxverandering in de spoel ontstaat een inductiespanning over P en Q. De spoel is nu zelf een spanningsbron, met een inwendige weerstand waarover een spanning Ui staat zodra je bij vraag 8 de uitwendige weerstand van 6Ω aansluit. Doordat een deel van de opgewekte Ub wordt 'gebruikt' voor Ui, daalt de maximale waarde van de spanning tussen P en Q.
Groet, Jaap

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft zesentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)