Omvallen is hetzelfde als "beginnen te draaien". Bij een kraan zijn er altijd minstens 2 krachten aan het werk:
- de kracht waarmee de kraan op de grond vastgezet staat. Dat kan met grote schoeven zijn maar ook puur door het eigen gewicht of soms door uitstaande poten.
- de kracht van de opgetrokken lading. Dat is de kracht die de kraan wil doen kantelen.
De kraan blijft staan zolang het "(kracht)moment" van zijn bevestiging of gewicht groter is dan het moment dat de lading uitoefent.
Het (kracht)moment wordt gedefinieerd als M = loodrechte afstand tot draaipunt (="arm") x gewicht (of bevestigingskracht). Als door die kracht een rotatie met de klok mee wordt veroorzaakt wordt de waarde positief genomen, anders negatief.
Het draaipunt laat zich vaak intuitief wel bepalen: de kraanvoet het dichtst bij de lading.
Dus reken eens uit wat het moment van de kraan is. En stel die waarde gelijk aan het moment van de lading (gewicht x afstand). De afstand ("arm") weet je, dus daaruit kun je het maximum gewicht bepalen. Iets meer gewicht doet de kraan kantelen.