Wet van Ohm in bloedvat

Nina stelde deze vraag op 27 november 2022 om 13:23.

Goedemiddag,
Ik kom niet goed uit de onderstaande twee opgaven. Ik dacht zelf aan het rekenen met verhoudingen bij de bloedvat-opgaven Bij opgave 17  is 3 (geel gemarkeerd) het goede antwoord, bij 10 is het 4kPa. Zou iemand mij op weg kunnen helpen met deze opgaven?

Alvast enorm bedankt!
Groetjes,
Nina






Reacties

Jan van de Velde op 27 november 2022 om 16:06
dag Nina,

Waarschijnlijk heel bewust verwijzen ze in deze oefeningetjes naar de analogie met elektrische stromen in deze gevallen. Ik denk dat ze er van uit gaan dat je al afdoende hebt geleerd om met de wet van Ohm te rekenen en/of redeneren.

Δp = Φ·R  kan dus  "vertaald"  worden  naar  U = I·R (want U, spanning, is het verschil in elektrische potentiaal tussen twee punten, en zou je dus inderdaad kunnen zien als de "druk" die een spanningsbron op elektronen in een stroomkring uitoefent om ze door de stroomkring te duwen) 

en dan ziet het sommetje er zó uit:

R1 is twee keer zo groot als R2.
Voor de stroomsterktes geldt:
  1. It = 1½ I1
  2. It = 2 I1
  3. It = 3 I1

Kun je het zó wel beredeneren? 

Zo niet, dan nemen we even wat waarden aan:
U1=U2 = 60 V (60 rekent makkelijk want is deelbaar door 2, 3, 4, 5 en 6
R1= 12 Ω
R2 = 6 Ω (R2 moest twee keer zo klein zijn) 
Bereken I1, I2 en It
Gebruik je uitkomsten om de meerkeuzevraag te beantwoorden.

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft dertien appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)