Eerst die eerste opgave maar eens. Elektrische ladingen veroorzaken een elektrisch veld.
De sterkte ervan op een bepaald punt in het veld wordt uitgedrukt in hoe hard zo'n veld trekt of duwt aan een lading van +1 C op dat punt.
Dus:
1) Hoeveel lading heeft een Ca atoomkern? Dat wordt bepaald door het aantal protonen in de kern waarbij elk proton een bepaalde elektrische lading heeft. Hoeveel coulomb in totaal?
2) de kracht op een 1C lading die die Ca protonen uitoefenen is door de wet van Coulomb bepaald: F = 9.10⁹ q₁q₂/r²    En als je nu q₂ = 1 C neemt en q₁ de lading van de atoomkern en r de afstand van 15 nm  dan weet je de kracht die op 1C wordt uitgeoefend. En dat is ook meteen de veldsterkte (want E = F/q  en q = 1C)

Bij opgave 2: opnieuw wordt naar de veldsterkte gevraagd. Dus de (netto) kracht op een lading van 1C op punt P.
1) Reken uit hoe hard de linker lading aan 1C trekt op de gegeven afstand.
2) Ditto voor de rechterlading.
3) Tel beide krachten vectorieel op: zijn ze tegengesteld of werken ze samen of iets ertussenin?
4) De nettokracht op de 1C lading is ook het elektrische veld veroorzaakt door beide ladingen.

Met een kleine aanpassing van bovenstaande kun je berekenen op welk punt de veldsterkte 0 N/C is en er even hard aan de 1C lading wordt getrokken naar links en rechts. Ofwel F₁ = F₂  en de afstand x is gelijk aan x meter vanaf de ene lading en (0,04 - x) meter vanaf de ander. Met die gegevens moet je x kunnen berekenen.

Oké hartstikke bedankt. 

maar moet ik dan bij oefening 1 voor q1 de hoeveelheid protonen in het atoom Ca pakken? En moet ik dat dan uitdrukken in C? 

dag Dilpreet Kaur,

Ik denk dat je dat goed bedoelt ja: 20 protonen keer de lading per proton in coulomb. 

groet, jan

Dag Dilpreet,
Oefening 1, uitkomst ter controle: E=1,28×10⁸ N/C.

Oefening 2a
In je onderste foto bereken je de veldsterkte E₁ met een afstand 1,5×10^–3 m.
Ben je daar zeker van?
Onder de figuur in je bovenste foto staat voor de afstand PQ₂ 3,5 cm.
Ben je daar zeker van?
In je onderste foto bereken je de resulterende veldsterkte door E₁ en E₂ 'kwadratisch op te tellen', met de stelling van Pythagoras. Dat is juist indien E₁ en E₂ loodrecht op elkaar gericht zijn. E₁ en E₂ zijn echter beide gericht langs de verbindingslijn van Q₁ en Q₂. E₂ is tegengesteld gericht aan E₁.
Uitkomst ter controle: de resulterende veldsterkte in P is 4,795×10⁷ N/C.

Oefening 2b, uitkomst ter controle: in punt S tussen Q₁ en Q₂, op 1,746 cm vanaf Q₁.
Groet, Jaap

Moet ik dan bij oef 1 deze formule gebruiken: 1C.20C/15.10^-9 of moet ik een andere gebruiken?

nergens in de opgave zijn ladingen van 20C.

 elk proton of elektron heeft een even grote lading, ook wel genoemd de "elementairlading" of "elementair ladingskwantum"
Zoek de grootte daarvan op in Binas tabel 7 "waarden van enige constanten en grootheden"

De kern van een calciumatoom  heeft er dus 20 .

groet, Jan

Oefening 1
Dag Dilpreet,
Je vraagt: 'Moet ik dan bij oef 1 deze formule gebruiken: 1C.20C/15.10^-9 of moet ik een andere gebruiken?'
Je moet een andere formule gebruiken, nog afgezien van de onjuiste 20C.
De elektrische veldsterkte ten gevolge van de lading Q_Ca van de calciumkern is

Let op het kwadraat in de noemer.
De lading van 1 coulomb heb je niet nodig als je de veldsterkte berekent.
Groet, Jaap