hugo
stelde deze vraag op
31 oktober 2022 om 15:49.
T=2πh√l d√3g g valversnelling in m/s2
h hoogte in m d breedte in m l lengte in m ik weet niet wat ik moet met pi en de 3 en hoe het dan verder moet
Reacties
Theo de Klerk
op
31 oktober 2022 om 15:58
pi en 3 zijn getallen. Die hebben geen dimensie. Of worden als "dimensie 1" genoemd. De rest van de variabelen geef je de eenheden die ze hebben.
[T] = s [h] = [d] = [l] = m [g] = ms-2
Jaap
op
31 oktober 2022 om 15:59
Dag Hugo, De getallen π, 3 en 2 hebben geen eenheid. In een eenhedenanalyse kun je doen alsof ze er niet staan. Schrijf hier eens wat je voor de rest al hebt bedacht? Je weet voor een eenhedensom: • rechte haken [ ] verplicht bij grootheden, zodat [m] = de eenheid van massa = kg • rechte haken verboden bij eenheden, zodat m = meter en niet massa • grootheden optellen of aftrekken: de eenheid blijft hetzelfde • grootheden vermenigvuldigen, delen, machtsverheffen, wortelen: doe hetzelfde met de eenheid wat je anders met getallen doet, zodat m·m=m² • het argument van sinus, cosinus, tangens, logaritme is altijd eenheidloos Groet, Jaap
Dag Hugo, Regel 3: er moeten ronde haken ( ) om m/s² onder het wortelteken → √(m/s²) Regel 4: vervang in de noemer √(m/s²) door (√m) / s Regel 5: je kunt m√m wegdelen. En delen door de breuk 1/s is hetzelfde als vermenigvuldigen met het omgekeerde van de breuk; dat is maal s/1. Zodat je rechts van het gelijkteken alleen s overhoudt. Groet, Jaap