Viool, examenvraag 2022, vwo, 3e tijdvak

Bert stelde deze vraag op 06 oktober 2022 om 23:39.

 Hallo, ik snap deze vragen niet (24 en 25).




Ik vind de vragen een beetje raar gesteld en ik wat ik had tot nu toe was:
24: ik denk iets met substitutie
25: verhouding is 2: 3, dus golfsnelheid blijft gelijk, en de verhouding moet gewoon 2:3 zijn, dus ik dacht: frequentie = 880 Hz en bij frequentie = 1760 Hz (maar je kunt hier toch elke frequentie nemen (als hij maar obven de 440 Hz is, toch...)?


Met vriendelijke groet,
Bert

Reacties

Theo de Klerk op 07 oktober 2022 om 00:14
24)  In BiNaS zie je dat lengte L een heel aantal halve golflengtes moet zijn: L = n . 1/2 λ (n=1,2...)
      v = λ f  dus λ = v/f . Invullen levert  L = n . 1/2 v/f  
      Grondtoon n=1:    L = 1 . 1/2 v/f  dus fgrond = 1/2 v/L
      Boventonen n=m:  L = m 1/2 v/fm  dus fm = 1/2 m v/L  = m (1/2 v/L) = m fgrond
     Inderdaad substitueren en, zoals de vermalendijde gokreclames zeggen "koppie gebruiken"
25)  Algemeen f = m fgrond  en blijkbaar fA = m fA,grond  en fE = n fE,grond  maar ook fA/fB = 2/3
     Die deling op beide toepassen:  fA/fB =  m/n   maar ook fA,grond/fE,grond = 2/3
     Dus 2/3 = m/n en daarmee is 2n = 3m   Als n=2 en m=3 heb je een gelijkheid (en passen beide boventonen op de snaar), met n=3 en m=2 heb je dat ook (voor 6 en 4 geldt het ook en feitelijk voor alle veelvouden van 3 en 2 samen)

Je kunt dus niet alle frequenties nemen, want de vraag is feitelijk "bij welke frequenties of golflengtes passen er voor beide een heel aantal (maar voor beiden een verschillend aantal) halve golflengtes op die snaar")


Je kunt het correctievoorschrift er eens op na lezen (geldt voor elke examenopgave) https://www.examenblad.nl/examendocument/2022/cse-3/natuurkunde-vwo/correctievoorschrift/2022/vwo/f=/VW-1023-a-22-3-c.pdf
Jaap op 07 oktober 2022 om 01:20
Dag Bert,
• Bij vraag 25 zoeken we een frequentie die zowel bij een boventoon van de A-snaar als bij een boventoon van de E-snaar hoort. De frequentie van beide snaren is dan gelijk.
En we zoeken nog zo'n frequentie.
• Met m=2 van de A-snaar (fA,2=2·440=880 Hz) lukt dit niet, want 880 is geen geheel veelvoud van de grondfrequentie 660 Hz van de E-snaar.
Theo schrijft: 'fA/fB = 2/3'.
Maar vraag 25 eist dat de twee snaren dezelfde frequentie voortbrengen → fA=fB.
Theo schrijft: 'Dus 2/3 = m/n en daarmee is 2n = 3m  Als n=2 en m=3 heb je een gelijkheid (en passen beide boventonen op de snaar), met n=3 en m=2 heb je dat ook (voor 6 en 4 geldt het ook en feitelijk voor alle veelvouden van 3 en 2 samen)'
Dit suggereert dat de combinatie n=3 (E-snaar) en m=2 (A-snaar) voldoet aan de eis van vraag 25. Dat is onjuist.
• Wel goed: m=3 van de A-snaar en n=2 van de E-snaar:
fA,3=3·440=1320 Hz en fE,2=2·660=1320 Hz
Evenzo is goed m=6 van de A-snaar en n=4 van de E-snaar (f=2640 Hz) enzovoort.
Algemeen: (m van de A-snaar) : (n van de E-snaar) = 3: 2

Wat vind je 'raar gesteld' bij vraag 24 of 25?
Groet, Jaap

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Ariane heeft vijftien appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Ariane nu over?

Antwoord: (vul een getal in)