Hallo Mieke,

Hoe ben je op het eerste antwoord gekomen? Misschien zit in de oplosstrategie al verborgen hoe je aan het tweede antwoord kan komen.

Dus we weten dat de formule F = (k * |Q1| * |Q2|) / r² is met k = 8,99 * 10^9 (N * m²)/C². Vanuit de vraag kunnen we afleiden dat F = (k * |Q1| * (5,7 µC)) / r² en
F/2 = (k * (2,0 µC) * (5,7 µC)) / r². Door logisch te redeneren kan je aflezen dat
Q1 /2 = 2,0 µC. Dit doe je dan dus maal 2 omdat we gewoon Q1 zoeken, dan kom je uit op 4,0 µC.

Dag Mieke,
• Het gaat alleen om de verhouding van de krachten in de eerste en tweede situatie.
Je kunt de eerste kracht delen door de tweede kracht.
Voordeel: Q₂ en k en r² en de factor µ=10^–6 in teller en noemer vallen tegen elkaar weg:
(eerste kracht) / (tweede kracht)=2 maal zo groot
(k·Q₁·Q₂/r²) / (k·(Q₁–2)·Q₂/r²)=2 maal zo groot
Q₁/(Q₁–2)=2
Deze vergelijking heeft slechts een enkele oplossing: jouw Q₁=+4µC.
• Tweede oplossing: mag je '…wordt de grootte van de kracht F/2' opvatten als
'…wordt de grootte van de kracht F/2 in tegengestelde richting als eerst'?
Groet, Jaap

Dag Jaap

Bedankt voor uw antwoord. Alleen wat je bij de tweede oplossing heeft geschreven snap ik niet helemaal. Ik kan wel al zeggen dat de tweede antwoord Q1 = 1,3µC is (zie ik hier staan). Ik heb geen idee hoe ze hier aan zijn gekomen en het lijkt me ook nogal een vreemd antwoord.

 +1,33 µC -2 µC = -0,67 µC 

lading gehalveerd, de GROOTTE van de kracht wordt dus ook gehalveerd, teken omgedraaid, richting van de kracht dus ook omgedraaid, wat Jaap al suggereerde.  

Groet, Jan

Dag Mieke,
Met omkering van de richting van de kracht heb je niet Q₁/(Q₁–2)=2 maal zo groot
maar Q₁/(Q₁–2)=–2 → Q₁=–2·(Q₁–2) → Q₁=–2·Q₁+4 → 3·Q₁=4 → Q₁=4/3
Controle: na toevoeging van lading → Q₁–2=4/3–2=–2/3
Dat is (negatief) de helft van Q₁=4/3 voordat er lading werd toegevoegd.
Groet, Jaap

Bedankt!