pws maximale spierkracht

Ridouan stelde deze vraag op 28 juni 2022 om 21:55.

 Hoi,

Voor de pws hebben we als thema maximale spierkracht. echter willen aantonen dat ondergrond invloed heeft op de snelheid van de sprinter. Maar hoe meet ik of toon de wrijving van de ondergrond aan. Docent gaf als tip zelf een testje door te voeren.. eventueel met een testje door bijvoorbeeld een "sample" met kleine kracht over de grond te trekken ( schoen met een baksteen erin), mate waarin de grond vervormd. Dit snap ik niet zo goed, hoe ik dit moet aantonen. kunnen jullie mij hiermee verder helpen?

Reacties

Theo de Klerk op 28 juni 2022 om 22:33
>echter willen aantonen dat ondergrond invloed heeft op de snelheid van de sprinter.

Maar dat heeft toch niks te maken met maximale spierkracht? Ik kan zelfs maximaal tegen een muur duwen (veel kracht uitoefenen) terwijl de muur zichtbaar niet beweegt (onmeetbaar een beetje wel) en jij als duwer ook niet.

Wat jij probeert (en de docent blijkbaar  zo interpreteert) is in hoeverre een afzetkracht (die een maximum zal hebben) meer of minder resulteert in een kracht vooruit (en daarmee een versnelling en snelheid). Afzetten op spiegelglad ijs heeft geen voorwaarts effect. In rul zand duw je vooral zand naar achteren zonder zelf naar voren te gaan. Op een stenen weg gaat  dat stukken beter. 
Wat is het verschil in deze situaties en wat verklaart dat de kracht naar voren tussen 0 en maximaal zal liggen?
Jan van de Velde op 28 juni 2022 om 22:37
dag Ridouan,

Op niet of nauwelijks vervormende ondergronden zie ik een soort sliptest zoals ik vermoed dat je beschrijft nog wel als nuttig. Maar een schoen met een baksteen erin over een zandondergrond trekken zal volgens mij totaal niet "opschalen" naar een zich afzettende hardloper op datzelfde zand. 

En dan nog iets: zijn maximale spierkracht en wrijving niet twee compleet verschillende onderzoeksrichtingen? Wat is je doel met dat extra onderzoek? 

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft zesentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)