GM-teller
Tim stelde deze vraag op 26 juni 2022 om 21:41.Hallo, klopt deze vraag? Vraag 14
de docent heeft geen uitwerkingen gegeven
Mvg Tim
Reacties
Theo de Klerk
op
26 juni 2022 om 21:49
Begin met van alle metingen de achtergrondstraling (als storende factor) te verwijderen.
Tim
op
26 juni 2022 om 23:18
Bedoelt u dit?

mvg Tim

mvg Tim
Jaap
op
26 juni 2022 om 23:26
Dag Tim,
• De halveringstijd is niet 2,8 uur.
• Alle tellingen zijn in 10 s. Daarom hoef je niet te delen door 10.
• De activiteit A is het aantal kernen dat per seconde vervalt in de bron. De straling gaat in alle richtingen en slechts een deel wordt geregistreerd door de GM-teller. Noem het aantal tikken in 10 s daarom de intensiteit I en niet de activiteit A.
• Na aftrek van de achtergrondstraling: hoeveel maal past de nieuwe intensiteit in de oude?
Hoeveel maal is de intensiteit dus gehalveerd?
Hoeveel maal is de halveringstijd verstreken?
Hoe groot is de halveringstijd van de instabiele kernsoort?
• In deze opgave is de intensiteit een geheel aantal malen gehalveerd.
Doe je vwo en zo ja, heb je bij wiskunde al leren rekenen met logaritmen?
Zo ja, reken dan het aantal halveringstijden n uit met logaritmen, niet intersect.
• Oefensom: de intensiteit daalt in 17 min van 400 tikken in 10 s tot 90 in 10 s.
Bereken de halveringstijd.
Groet, Jaap
• De halveringstijd is niet 2,8 uur.
• Alle tellingen zijn in 10 s. Daarom hoef je niet te delen door 10.
• De activiteit A is het aantal kernen dat per seconde vervalt in de bron. De straling gaat in alle richtingen en slechts een deel wordt geregistreerd door de GM-teller. Noem het aantal tikken in 10 s daarom de intensiteit I en niet de activiteit A.
• Na aftrek van de achtergrondstraling: hoeveel maal past de nieuwe intensiteit in de oude?
Hoeveel maal is de intensiteit dus gehalveerd?
Hoeveel maal is de halveringstijd verstreken?
Hoe groot is de halveringstijd van de instabiele kernsoort?
• In deze opgave is de intensiteit een geheel aantal malen gehalveerd.
Doe je vwo en zo ja, heb je bij wiskunde al leren rekenen met logaritmen?
Zo ja, reken dan het aantal halveringstijden n uit met logaritmen, niet intersect.
• Oefensom: de intensiteit daalt in 17 min van 400 tikken in 10 s tot 90 in 10 s.
Bereken de halveringstijd.
Groet, Jaap
tim
op
27 juni 2022 om 00:41
Beste Jaap, is dit ook een goede techniek?
De straling van de bron is de gemeten straling minus de achtergrondstraling.
Op t = 0 s zendt de bron 655-15 = 640 deeltjes per 10 s = 65 deeltjes/s
Op t = 2,8 zendt de bron 95 –15 = 80 deeltjes per 10 s = 8 deeltjes/s.
Als je kijkt naar de afname ga je van 64-> 32 -> 16 -> 8 (bij elke stap wordt als tijdstap de halveringstijd genomen). In 3 stappen ga je dus van 65 naar 8. In 2,8 uur zijn dus 3x t1/2verstreken. De halveringstijd is 0,93 uren
Mvg Tim
De straling van de bron is de gemeten straling minus de achtergrondstraling.
Op t = 0 s zendt de bron 655-15 = 640 deeltjes per 10 s = 65 deeltjes/s
Op t = 2,8 zendt de bron 95 –15 = 80 deeltjes per 10 s = 8 deeltjes/s.
Als je kijkt naar de afname ga je van 64-> 32 -> 16 -> 8 (bij elke stap wordt als tijdstap de halveringstijd genomen). In 3 stappen ga je dus van 65 naar 8. In 2,8 uur zijn dus 3x t1/2verstreken. De halveringstijd is 0,93 uren
Mvg Tim
tim
op
27 juni 2022 om 00:43
Ik bedoel op in plaats van 2,8 uur 6,0 uur
Jan van de Velde
op
27 juni 2022 om 00:47
Theo de Klerk
Begin met van alle metingen de achtergrondstraling (als storende factor) te verwijderen. dus dit:
is de door Theo bedoelde stap.
tim
Als je kijkt naar de afname ga je van 64-> 32 -> 16 -> 8 (bij elke stap wordt als tijdstap de halveringstijd genomen). In 3 stappen ga je dus van 65 naar 8.
bijna goed, van 64 (=640/10) naar 8
maar die afname gebeurt in 6 uren, niet in 2,8 uur (geen idee waar je die 2,8 uur vandaan haalt).
en dus is de halveringstijd 2 uur.
Groet, Jan
Theo de Klerk
op
27 juni 2022 om 00:52
Na 6 uur neemt het aantal tikken af tot 95/10s. Na aftrek achtergrond nog 8/10s
Dus:
t = 0 h 64 deeltjes/s
t = 6 h 8 deeltjes/s = 1/8 x 64 s = (1/2)3 x 64 s
Er zijn dus 3 halfwaarde perioden voorbij. 6 uur = 3 halfwaarde perioden
De halfwaarde tijd is dus 6/3= 2 uur
Dus:
t = 0 h 64 deeltjes/s
t = 6 h 8 deeltjes/s = 1/8 x 64 s = (1/2)3 x 64 s
Er zijn dus 3 halfwaarde perioden voorbij. 6 uur = 3 halfwaarde perioden
De halfwaarde tijd is dus 6/3= 2 uur
Jaap
op
27 juni 2022 om 10:17
Dag Tim,
Je vraagt: 'Beste Jaap, is dit ook een goede techniek?'
Ja, je werkwijze is goed.
En de 2,8 uur heb je verbeterd tot 6,0 uur zodat je vindt t½=2,0 uur.
De deling door 10 kun je achterwege laten. 640/80 is ook 8, net als 64/8=8.
Het gaat om de verhouding van de tikaantallen in evenveel tijd. Dat hoeft niet in 1 s.
Groet, Jaap
Je vraagt: 'Beste Jaap, is dit ook een goede techniek?'
Ja, je werkwijze is goed.
En de 2,8 uur heb je verbeterd tot 6,0 uur zodat je vindt t½=2,0 uur.
De deling door 10 kun je achterwege laten. 640/80 is ook 8, net als 64/8=8.
Het gaat om de verhouding van de tikaantallen in evenveel tijd. Dat hoeft niet in 1 s.
Groet, Jaap