Fasen

Lonneke stelde deze vraag op 15 juni 2022 om 20:51.

 Wanneer je rekent met fasen is het op examens nodig om als fase 0 het moment te nemen waarop de trilling door de evenwichtsstand naar boven gaat? 

Stel: op t=0 wordt een slinger met T = 2,0 s vanuit + umax losgelaten. Is het dan fout als ik zeg dat de fase op t = 3,0s 1,5 is?

Reacties

Theo de Klerk op 15 juni 2022 om 22:00
Bij afspraak wordt fase 0 genomen als de beweging uit de evenwichtsstand naar boven (positief).
Dus dat is correct gedacht. Tijden ervoor hebben dan een negatieve fase.

Feitelijk heb je het over een trilling met u = umax sin (2π/2(t+0,5) )

Pas vanaf t = 1,5 s gaat de fase vanaf 0 oplopen. Daarvoor is die negatief.
Op t = 3 s is de fase 3/4 slingering onderweg en de fase dus 3/4
Het fase verschil met moment van loslaten is Δφ = (3/4 - (-3/4)) = 1,5
Jaap op 15 juni 2022 om 22:27
Dag Lonneke,
• Het is gebruikelijk om de fase nul te noemen als een trillend voorwerp door de evenwichtsstand naar boven of naar rechts gaat. Het is niet per definitie zo. Volg deze conventie als je op zeker wilt spelen.
• De grootheid fase is een middel om uit te drukken hoeveel hele trillingen het voorwerp heeft uitgevoerd. Daarom is het faseverschil tussen twee momenten veelzeggend: als Δφ=7 tussen twee tijdstippen, weet je dat in die tijd zeven trillingen zijn uitgevoerd. Dat klopt, onafhankelijk van de fase op t=0 s.
• De fase is ook van belang als er een wiskundig functievoorschrift aan te pas komt.
Jouw voorbeeld is te beschrijven als
u(t)=A·sin(2·π·[t/T–φ0])=A·sin(2·π·[t/T+¼]) met beginfase φ0=–¼ op t=0 s en φ=0 als het voorwerp een kwart trilling voor t=0 s door de evenwichtsstand omhoog gaat.
Of als u(t)=A·cos(2·π·t/T). Schrijf erbij dat je de beginfase φ0=0 op t=0 s kiest als het voorwerp in het bovenste omkeerpunt begint.
Je vraagt: 'Is het dan fout als ik zeg dat de fase op t = 3,0s 1,5 is?'
Dit is niet fout, tenzij uit de opgave anders blijkt.
Zorg hoe dan ook dat je binnen een opgave consequent bent.
Groet, Jaap

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft tien appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)