Dag Lotte,
Er zijn verschillende manieren om deze opgave te maken.
De kortste manier is met arbeid W en kinetische energie (=bewegingsenergie).
Heb je daar al over geleerd? Zo niet, dan doen we het anders.
Je gebruikt in ieder geval de valversnelling 9,81 m/s².
Groet, Jaap

Dag Jaap, nee daar heb ik nog niet over geleerd.

Dag Lotte,
We fiksen de som zonder arbeid en energie.
De steen begint te vallen vanuit rust. Op de steen werkt alleen de zwaartekracht. Hierdoor krijgt de steen een versnelling a=9,81 m/s² (a betekent hier hetzelfde als g).
• Stap 1: bereken hoe lang de val duurt.
Voor de tijdsduur t van de val geldt s=½·a·t² met s is de afgelegde afstand in meter.
Als je a en de gegeven afstand s invult, kun je de tijdsduur van de val berekenen.
• Stap 2: bereken de eindsnelheid v, vlak boven de grond.
Een versnelling a=9,81 m/s² betekent: in 1 seconde wordt de snelheid 9,81 m/s groter.
Bij stap 1 heb je berekend hoeveel seconde de val duurt.
Dan kun je nu de eindsnelheid berekenen.
In formulevorm: v=a·t
• De formules s=½·a·t² en v=a·t gelden voor elke beweging vanuit rust met een constante versnelling. Ook als de versnelling niet 9,81 m/s² is. Bij voorbeeld een trein die vertrekt en steeds harder rijdt.
• Merk op dat we niet hebben gebruikt hoe zwaar de steen is. Er waren inderdaad weinig gegevens.
• Deze berekening geldt omdat de luchtweerstand op zo'n steen gering is.
Lukt het zo?
Groet, Jaap

Dag Jaap, 
Ja, nu snap ik het. Bedankt voor de duidelijke uitleg.