Dit is een momentenprobleem. In je boek staat vast een formule over de hefboomwet of (zelfde ding) de momentenwet. Voor elk van de twee scharen kun je drie van de vier variabelen invullen, want die heb je gemeten en één is gegeven (75 N). De enige onbekende is de werkkracht (hoort bij de lastarm).

Ook dit is weer een krachtmoment vraag. Met weer een draaipunt. Alleen ligt het draaipunt nu tussen de kant waarin je een kracht uitoefent en de andere kant waar die kracht gebruikt wordt om te knippen.
Zoals de rode/roze punten op de foto ook aangeven.

Met je hand heb je weer de grootste afstand tot het draaipunt, daardoor volstaat een kleine kracht:
moment = kracht x arm
Datzelfde moment oefent de schaar uit op het papier. Alleen is daar de afstand tot het draaipunt klein en moet de kracht dus evenzoveel malen groter zijn, want F_schaar x knipafstand  moet gelijk zijn aan het moment dat je met je hand uitoefent.
Daarbij heb ik de woorden "lastarm" en "werkarm" nog nooit gehoord/gebruikt in hefbomencontext maar ik neem aan dat "werkarm" de afstand is van je hand tot het draaipunt.

Dan is bij de zwarte schaar:  handkracht x werkarm =  knipkracht x lastarm
 75 N x  9,3 cm = F_schaar x 2 cm
De werkkracht (knipkracht, F_schaar of hoe het ook genoemd wordt) kun je dan makkelijk uitrekenen.
Voor de andere schaar is het proces hetzelfde.

Snap je nu ook waarom bij knippen je stug materiaal meestal heel dicht bij het draaipunt knipt? Dan is de afstand (lastarm) het kleinst en de kracht daardoor het grootst want met elkaar vermenigvuldigd moet het hetzelfde zijn als  handkracht x lange werkarm

Dag Emma,

een stap voor stap uitleg van dit probleem van evenwicht van momenten, en hoe ermee te rekenen,  vind je in het filmpje in de bijlage.

groet, Jan

Heel erg bedankt iedereen!☺️