Halveringsdikte

teuntje stelde deze vraag op 10 februari 2022 om 20:00.

Hi, ik heb moet voor een project over straling gaan rekenen met halveringsdikte.

Ik heb de halveringsdikte voor een menselijk bot gekregen, 2.1 cm.
Nu moet ik moet uitrekenen hoeveel procent van de straling er wordt tegengehouden als het door een bot van 1.5 cm gaat. 
Ik weet niet hoe ik dit moet doen. 

Reacties

Jaap op 10 februari 2022 om 20:49
Dag teuntje,
Het deel van de straling dat wordt doorgelaten, is (½)n
De n is hoeveel maal de halveringsdikte past in de echte dikte.
n=dikte/halveringsdikte
Voorbeeld: als het bot 6,3 cm dik is, geldt n=6,3/2,1=3
Dan wordt (½)3=1/8 deel doorgelaten en wordt 7/8 deel of 87,5% tegengehouden.
Zo kun je ook berekenen hoeveel wordt tegengehouden als het bot 1,5 cm dik is
Dit alles geldt alleen bij röntgenstraling en gammastraling, niet bij alfastraling en bètastraling.
Groet, Jaap
Theo de Klerk op 10 februari 2022 om 20:53
Bij een stralingsintensiteit van 100 heb  je na 2,1 cm nog maar 50 over. En dus 50 tegengehouden.
Nu is het bot 1,5 cm. Dat is minder dan 2,1 cm dus zal je meer dan de helft overhouden (en minder dan de helft is geabsorbeerd). Maar hoeveel?
Daarvoor is gedefinieerd:

I(d)  = I(0) (1/2)d/D
met I(d) de intensiteit na d cm  (en dus geabsorbeerd  I(0) (1 - I(d) ) )
       I(0) de intensiteit na 0 cm, ofwel de beginintensiteit
       d dikte in cm (of andere lengte-eenheid)
       D de halfwaarde dikte in cm (of dezelfde andere lengte-eenheid: d/D moet een getal zijn zonder dimensie)

Dan vul je dus in:  I(1,6)  = I(0) (1/2)1,6/2,1 
Als I(0) dan 100% is dan kun je uitrekenen hoeveel procent doorgaat en daarmee ook hoeveel er dan blijkbaar wordt tegengehouden.
Jan van de Velde op 11 februari 2022 om 01:21
dag Teuntje,

Als je de wiskunde van Jaap en Theo hierboven nog niet helemaal doorziet, teken dan eens een halveringsgrafiek, elke 2,1 cm de helft minder :


Misschien dat zo dat  (½)d/D  wat tastbaarder wordt.

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft vijf appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)