Trillingen

Ihsane stelde deze vraag op 02 november 2021 om 19:14.
Bij dit voorbeeld snap ik niet hoe ze van T= 60/70= 0,86 gaan. De periode is toch 60 s en geen 0,86 s?
om de periode te bereken zonder dat je het gegeven krijgt, zou je toch 70 delen door 1,2 om 60 secondes uit te krijgen.

is het boek fout of heb ik het anders begrepen?

met vriendelijke groet,
ihsane

Reacties

Theo de Klerk op 02 november 2021 om 19:48
70 slagen in 60 seconden = 70/60 slagen per seconde (Hz)
De periode is niet 60 seconden - dat is de lengte van een minuut.

En omdat T = 1/f  is T = 60/70  (het "omgekeerde" van de berekening van frequentie)
Ihsane op 02 november 2021 om 19:53
Dat snap ik maar waarom wordt bij de plaats van T( periode) dan 60 ingevuld? En bij T=1/f bij f 70 ingevuld.
Jan van de Velde op 02 november 2021 om 20:05
Dg Ihsane,

Ik snap je verwarring, dat boek zet daar twee stappen tegelijk. Ze geven je eerst die formule f=1/T , en gebruiken die dan NIET, maar doen wel iets dat lijkt ALSOF ze die gebruiken.

advies: 
trillingstijd (=periode) is de tijd voor één volledige trilling. 
En als je eenmaal de trillingstijd kent (bepalen of berekenen uit een verhaaltje, een grafiek, een stroboscoopfoto of wat ook) kun je de frequentie berekenen (f=1/T)

voor die hartslag: in 60 seconden 70 slagen. Dat is dus 60 : 70 = 0,86 s voor één slag. 
T= 0,86 s
f=??
f= 1/T = 1/0,86 = 1,2 Hz

zo duidelijker?

Groet, Jan
Theo de Klerk op 02 november 2021 om 20:22
Zoals Jan al aangeeft gaan ze hier een paar simpele stappen met zevenmijlslaarzen voorbij die niet voor iedereen meteen duidelijk is.
Feitelijk zijn er 2 onafhankelijke berekeningen (formules) die dezelfde letter T gebruiken voor heel verschillende doelen.

Eerst:  frequentie =  aantal trillingen / verlopen tijd  = N/T  = 70 keer /60 seconden = 70/60 = 1,86

Dan is er de formule   freqentie = 1/periode = 1/T
of (omgekeerd):    periode = T = 1/f
En dus is de trillingstijd gelijk aan T = 1/f = 1/ (70/60) =  60/70
Ihsane op 02 november 2021 om 20:36

Dankuwel Jan! Ik snap het beter nu. Dus om 0,86 ( de periode) te berekenen, gebruik je de trillingstijd. Welke formule gebruiken ze dan als ik vragen mag? 


met vriendelijke groet,
ihsane

Theo de Klerk op 02 november 2021 om 20:48
frequentie = aantal /nodige tijd = 70/60 = 1,86 trillingen per seconde
Dus voor 1 trilling (=periode) is dan 1/1,86 (of = 60/70)  = 0,86 s
Ihsane op 02 november 2021 om 20:58
Isgoed dankjewel Theo!
Jan van de Velde op 02 november 2021 om 20:59

Ihsane

Welke formule gebruiken ze dan als ik vragen mag? 

 Dat hangt van de context af. Maar voor een geval als dit ken ik geen algemeen gebruikte formules

Je zou zo voor elk rekengeval wel een formule kunnen bedenken: 
Ihsane gaat trakteren. Ze heeft een zak met 200 snoepjes en er zitten 25 leerlingen in haar klas. Hoeveel snoepjes krijgt elke leerling?

Je kunt dan een formule bedenken als A = N/n , met 
A= aantal snoepjes per leerling
N= aantal snoepjes
n= aantal leerlingen

Maar gewoonlijk begin je daar niet aan, de wijze van berekening zit heel logisch in de vraag "aantal snoepjes per leerling?". Dat is al een formule op zich. 

Je zou in dit geval voor trillingstijd een formule kunnen bedenken als T=t/n , met
T = trillingstijd
t = de meettijd
n= aantal gemeten trillingen

Maar die ga je niet in formulebladen of tabellenboeken terugvinden. Je maakt dan een eenvoudig wiskundesommetje, gebaseerd op de definitie van trillingstijd: de tijd voor één volledige trilling.

Wat het boek doet om de frequentie uit te rekenen: 

is ook zo'n eenvoudig wiskundesommetje gebaseerd op een definitie:
frequentie is het aantal trillingen in één seconde: 70trillingen in 60 seconden, dus frequentie is 1,2 trillingen in 1 seconde. 

Dus nogmaals de aanbeveling: maak het niet moeilijker dan het is.
De meeste berekeningen rond frequentie en trillingstijd komen erop neer dat we een trillingstijd meten of bepalen of berekenen uit bijvoorbeeld een oscilloscoopbeeld, of een stroboscoopfoto of een verhaaltje ( in 45 seconden rollen er 9 golven het strand op)  en dat doen we veelal met een formuleloze tussenberekening. En met die trillingstijd berekenen we daarna de frequentie met behulp van die eerder bepaalde trillingstijd, f= 1/T .

Groet, Jan

Ihsane op 02 november 2021 om 21:20

Dus als ik het begrijp:

-trillingstijd= Hoeveel seconde 1 trilling duurt.
-frequentie= hoeveel trillingen per seconde.

als je 70 trillingen hebt in 60s, heb je voor 1 trilling 60/70= 0,86s per trilling.

voor 1 seconde, deel je t aantal trillingen door t aantal seconde dus 70/60= 1,2 hz.
dus 1,2 trillingen per seconde.

dus eigenlijk komt het erop neer dat de trillingstijd en de periode hetzelfde zijn, toch? 


ik ben jullie erg dankbaar voor jullie hulp! 

Theo de Klerk op 02 november 2021 om 21:30
Trillingstijd en periode zijn inderdaad 2 woorden voor hetzelfde in dit geval.
Jan van de Velde op 02 november 2021 om 22:02
Welk boek is dit trouwens? 
Jaap op 20 maart 2022 om 15:29
Dag Jan,
Het boek is waarschijnlijk Systematische Natuurkunde havo 5, ThiemeMeulenhoff.
Groet, Jaap

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft zesentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)