f=1/T

anoniem stelde deze vraag op 11 oktober 2021 om 21:59.

 Hi!

Misschien beetje domme vraag, maar ik snap niet waaróm f = 1/T. Hoezo 1? Lees dat sommigen het hebben over 1 seconde, anderen over dat het de omgekeerde is. 

Maar wat is het nou precies?

Reacties

Max op 11 oktober 2021 om 22:04
Hoi!

Helemaal geen domme vraag. Je weet dat de trillingstijd T de eenheid seconde heeft. Frequentie heeft de eenheid Hz (hertz). Hierbij is het belangrijk je te beseffen dat 1 Hz = 1 s^-1, oftewel de eenheid 1/seconde. Daar komt dus die 1 vandaan bij het berekenen van de frequentie vanaf de trillingstijd.
anoniem op 11 oktober 2021 om 22:12
Bedankt!

en is dan bv 345 Hz 345/s? Of wordt het dan 345 1/s of 345 s^-1 ?

Betekent 345 Hz 345 golven per seconden? 
Jan van de Velde op 11 oktober 2021 om 22:26

anoniem

en is dan bv 345 Hz 345/s? Of wordt het dan 345 1/s of 345 s^-1 ?

 dag Anoniem

daar staat eigenlijk vier keer hetzelfde

 

Betekent 345 Hz 345 golven per seconden? 

 ja, en daar staat dus eigenlijk nog twee keer hetzelfde wat er daarboven al staat

2 trillingen per seconde betekent dat elke golf 1/2 seconde duurt
345 trillingen per seconde betekent dat elke golf 1/345 seconde duurt 

frequentie is dus 1/trillingstijd  en daarmee ook trillingstijd = 1/frequentie

enneh, frequentie × trillingstijd is dus altijd 1 

groet, Jan

Theo de Klerk op 11 oktober 2021 om 22:47
Het is eigenlijk heel simpel. Als een trillingstijd 0,1 s is, dan passen 10 trillingen in 1 seconde (want 1/0,1 = 10) - de frequentie.  De "1" is de tijdsduur (het tijdsinterval) waarvan je wilt weten hoeveel trillingstijden erin passen. Je weet de lengte van 1 trillingstijd, T.  Dus is 1 s passen dan 1/T trillingstijden.

Net zo iets als "ik heb 2 meter stof en moet lapjes van 10 cm maken. Hoeveel lapjes heb je dan?"
2,0 m  / 0,10 m = 20 stuks.   Ofwel uit 1,0 m komen er 10, namelijk 1/0,10 = 10.
anoniem op 11 oktober 2021 om 22:56
Ik snap het, dankuwel !

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft drie appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)