Hallo Casper!

Dat klopt, de ladingen zijn beiden positief, dus er is een afstotende kracht. In principe zou je dan de richtingen van de kracht van A op C en B op C kunnen tekenen. De grootte van deze krachten kun je berekenen met de bekende formule en dat doe je bij opdracht b. Voordat je dat doet zou je al wel iets kunnen zeggen over hoe groot de kracht van A op C en B op C is ten opzichte van elkaar! Is de ene groter dan de ander of zijn ze gelijk? Waarom is dat zo?

Denk bij krachten en tekenen vooral aan vectoren. Bij meerdere ladingen is het 't eenvoudigst om kracht voor kracht op A te bekijken. Teken ze ook op schaal, waarbij je zelf een schaal moet verzinnen.

Hoewel het in deze tekening niet strikt noodzakelijk is om een schaal vast te stellen, omdat beide krachten op A gelijk zijn, zou ik eerst vraag b. doen om de kracht te berekenen. Dan kun je gemakkelijk een schaal bepalen: bv. 1 N is 4 cm in de tekening, of wat ook maar makkelijk is; mag je zelf bepalen. (Deze schaal is geheel willekeurig gemaakt en slaat niet op deze vraag).

Hint: in de onderstaande tekening staat de kracht van C op B getekend.

Maar waarom staat in het antwoordenboek dan de andere richting op?

-Casper

Gert geeft duidelijk aan dat hij een voorbeeld geeft, voor de kracht van C op B . Jij moet denken aan de kracht van B op C.
 
Teken eens de krachten die vanuit A en B op C worden uitgeoefend. Dat zijn twee krachten (vectoren). Wat is daarvan de resultante?

Maak  t een verschil uit  in welke richting je het doet dus van B op C en C op B? K snap niet waarom je niet in de andere richting mag

Nina

Bij krachten gaat het erom hoe de kracht gericht is. Gevraagd wordt naar krachten op C. Dus kijk je hoe A op C en B op C een kracht uitoefenen.
Omgekeerd oefent C ook een kracht op A en B uit, maar daar wordt niet om gevraagd. Dus het is belangrijk te lezen wat gevraagd wordt en welke lading dus nader bekeken moet worden.