relativiteit treinexperiment

Anton stelde deze vraag op 18 augustus 2021 om 13:47.

In het  EINSTEIN lichtklokexperiment wordt overal en in alle filmpjes gesteld dat de waarnemer buiten de trein of raket het licht (foton) naar rechts of links ziet bewegen.Daardoor is de afgelegde weg groter. Iemand die in de trein staat ziet het licht loodrecht omhoog gaan en dat is korter.  Hieruit wordt tijddilletatie verklaard. 
Kan iemand mij uitleggen waarom een foton zich naar rechts of links zou bewegen ? En waarom de man in de trein niet gewoon ziet dat het foton gewoon loodrecht omhoog beweegt en dus de trein aan de bovenzijde iets meer naar links of rechts raakt. (afhankelijk van de treinrichting) Simpelweg omdat de trein naar rechts of links is opgeschoven in de tijd.
Waarom zou het licht met de trein mee bewegen die eenparig beweegt ? 
Ik heb tientallen filmpjes bekeken en stukken betudeerd, maar niemand legt dit uit. 
Als het een pingpongbal zou zijn zou ik het wel begrijpen.  Maar massaloos licht schuin naarvoren of achter laten bewegen begrijp ik niet. Maar misschien zie ik iets compleet over het hoofd ? Dat moet wel want iedereen lijkt t te begrijpen.... 

Reacties

Theo de Klerk op 18 augustus 2021 om 17:10

(A.P. French - Speciale Relativiteitstheorie, Prisma Technica 47)

Zoveel verschil met de pingpong bal is er niet. De lichtbron in de trein beweegt met de trein, het licht eruit recht omhoog (in de trein)
In het referentiestelsel van de (bewegende) trein heeft het licht naar 1 snelheidscomponent: vertikaal.

Van buiten heeft de lichtbron een snelheid v (van de bewegende trein). De lichstraal heeft daarmee naast een vertikale ook een horizontale component. Maar uitgaande van het postulaat dat licht in elk referentiesysteem met snelheid c gaat, zal de vectoroptelling vertikaal+horizontaal ook c als grootte opleveren. Dus moet de vertikale component kleiner zijn dan c als we meten in het buiten-de-trein stelsel. Het licht(deeltje) verlaat de bron met een vertikale en horizontale snelheidscomponent gezien van buiten de trein.
anton op 18 augustus 2021 om 17:37
Dank voor je uitleg. Het verschil met de pingpongbal is dacht ik wel heel groot . De pingpongbal is een massa in beweging. Ik dacht dat een foton (dat op enig moment wordt uitgezonden) geen massa heeft. Dan kun je het toch ook niet naar met de trein mee versnellen of een horizontale snelheid geven , lijkt me  ?
Theo de Klerk op 18 augustus 2021 om 18:08
Elke vergelijking gaat maar tot zover goed. Licht heeft geen rustmassa, de pingpongbal wel.
Maar waar het hier om gaat is de snelheidsvector. Die wijst vertikaal (in de trein) of heeft een horizontale component (dus netto schuin). Dat geldt zowel voor lichtdeeltjes als balletjes.
Snelheid is niet aan massa gekoppeld. Versnelling wel (a = F/m) maar daarvan is binnen de speciale relativiteitstheorie geen sprake. 
Anton op 18 augustus 2021 om 18:55
Dank weer . Versnelling gekoppeld aan massa . Daar kan ik mee leven. Maar je stelt dus dat lichtdeeltjs een horizontale snelheid kunnen hebben en  in dit geval haaks op de voortplantingsgolfrichting, die ze horizontaal meekrijgen van ...... ???  op het moment dat ze ontstaan. Dat lijkt me toch stug ..., iets gaat toch niet vanzelf bewegen ?  Nb : Ik dacht dat een vector iets is wat wij mensen bedacht hadden een rekentruukje ?
Stel we boren een gat in de trein van boven naar beneden loodrecht en we stellen een fotonkanon op onder de trein op het spoor. En we schieten precies op het juiste moment een foton omhoog door dat gat in de bodem vd trein.  Ik heb toch sterk de indruk dat dat foton dan recht door reist en niet  door het gat aan de bovenkant vliegt maar er iets achter terecht komt omdat de trein beweegt . 
Of gaat dat foton dan ook met de trein mee ?
Sorry dat ik zoveel vragen en bedenkingen heb , t is niet al te simpel... 
Theo de Klerk op 18 augustus 2021 om 19:30
> geval haaks op de voortplantingsgolfrichting,

Nee, ze hebben een voortplantingssnelheid c schuin. Deels omhoog, deels opzij. Als een lichtbron in een trein recht omhoog schijnt wil het niet zeggen dat een foton dat de bron verlaat vanaf dat moment ineens alleen recht omhoog gaat. De bron beweegt horizontaal, die snelheidscomponent heeft de lichtstraal ook. De vertikale waarde past zich aan, zodanig dat de schuine diagonaal weer snelheid c heeft. Da's een postulaat van de relativiteitstheorie. De snelheid van licht is c, ongeacht in welke richting het straalt en wie het tegenkomt (2 lichtstralen die elkaar frontaal tegemoet komen gaan elk met snelheid c en niet (zoals in Galilei's visie) met 2c gezien vanuit een van de stralen).

Een gat onder in de trein met een lichtkanon op de rails staat stil in het "buiten"referentiesysteem.
De lichtstraal gaat dan daarin recht omhoog. De trein beweegt in dat stelsel en inderdaad zal het licht tegen het plafond naast het dak-gat komen.  Monteer je het lichtkanon onder aan het treinstelsel dan beweegt het. Schiet je een lichtstraal uit, dan gaat die via het ondergat door het bovengat. Recht omhoog volgens het referentiestelsel van de bewegende trein. Erbuiten gekeken beweegt de lichtbron en dus heeft een afgeschoten lichtstraal een snelheidscomponent in die treinrichting. En beweegt dus schuin. Even snel schuin als het gat in het treindak waardoor het even later verdwijnt.
Anton op 18 augustus 2021 om 19:40
Ok dank weer. Wel eea redelijk bekend bij mij, maar toch moeilijk begrijpbaar postulaat. Maar betekent dat voor het  tweede deel van mijn vorige vraag dan dat die lichtstraal dan WEL rechtdoor gaat en geen horizontale component krijgt ? (de lichtstraal die van buiten komt vanaf het spoor)
anton op 18 augustus 2021 om 19:48
OK dank had t tweede deel pas  van je antwoord pas later gezien . Thanks 
Theo de Klerk op 18 augustus 2021 om 20:15
Had ik ook pas later toegevoegd toen ik zag je laatste deel van de vraag niet beantwoord te hebben. Je was me dus "te vlug" af (en onze onderlinge snelheid op aarde is verwaarloosbaar dus je keek duidelijk eerder dan ik klaar was met schrijven ;-) )

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft acht appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)