Voor natuurkunde heb ik een proefje. Het idee is dat er twee roterende schijven tegen elkaar worden geduwd. Een van de schijven heeft een gewichtje er vanaf hangen waardoor hij draait. De normaalkracht tussen de twee schijven is gecreëerd door een gewicht die de twee schijven tegen elkaar aandrukt. De normaalkracht kan dus worden bepaald door mijzelf door middel van het gewichtje te veranderen.
- Mijn theorie: Aanvankelijk is er een relatieve beweging tussen de twee schijven. De wrijvingskracht wordt dus gegeven door Ffr=μkN, waarbij N de normaalkracht is, en μk de kinetische wrijvingscoëfficiënt. Op een gegeven moment wordt de relatieve snelheid tussen de twee schijven 0 m/s. In deze toestand is de wrijvingskracht ook 0 N.
Als de gemotoriseerde schijf blijft accelereren (wat mogelijk wordt gemaakt doordat het gewichtje dat aan de schijf vast zit naar beneden valt door zwaartekracht) zal de tweede schijf nooit dezelfde roteringsnelheid hebben als de eerste schijf. -
Klopt deze theorie? En hoe kan ik de frictie precies berekenen? En hoe kan ik berekenen op welk moment de twee schijven wel of niet slippen
De wrijvingskracht wordt niet nul, maar de resulterende kracht tussen beide oppervlakken wel (geen onderlinge beweging), maar resteert nog steeds het koppel waardoor beide platen draaien.