Een draaiarm met in het midden een as wordt in een ronddraaiende beweging gebracht middels de buitenste veren die een kracht uitoefenen op het groene object. Daarna wordt in tegengestelde richting een kracht uitgeoefend op de as (weer op de groene objecten, maar nu in het midden). Zie tekening en details.
Detailbeschrijving en vraagstelling
Eérst wordt de kracht F1 uitgeoefend op de buitenste groene objecten O1 en O2 gedurende 16 cm in horizontale richting zoals aangegeven. Dan worden de buitenste veren V1 en V2 direct verwijderd. Meteen daarna wordt F2 uitgeoefend in de binnenste as-cirkel op O3 en O4 gedurende een afstand van 2 cm parallel aan de omtrek van de binnenste as met een straal R2 van 1cm tegen de draairichting op dat moment, waarna deze veren V3 en V4 ook direct worden verwijderd. Het doel is om de beweging die is ingezet door F1 te vertragen of te stoppen. In plaats van veren kan de kracht ook op een andere manier worden uitgeoefend, het gaat hierbij om het principe dat een kracht in tegengestelde richting van de beweging wordt uitgeoefend en hiermee wordt vertraagd. Wrijvingsverliezen mogen worden geëlimineerd. Alle vragen hebben betrekking op de buitenste objecten O1 en O2 (groene kleur).
1.) Rekening houdend met de massatraagheid en netto kracht in de draairichting met de klok mee, wat wordt de snelheid in m/s van de buitenste groene objecten O meteen na de 16 cm horizontale uitwerking van F1? Hoe is dit te berekenen? De groene objecten O mogen als puntmassa worden beschouwd.
a. en wat is de rotatiesnelheid in rotaties per minuut of Hz?
2.) Wat is de snelheid en het koppel in de richting met de klok mee dat overblijft na uitvoering van F2 over 2 cm tegen O3 en O4 tegen de draairichting op de kleine as?
3.) In dezelfde situatie, als we de mogelijkheid hebben om F2 zelf te kunnen bepalen, bij welke F2 op de middenas op O3 en O4 over 2 cm tegen de draairichting, zal het object aan het einde van deze 2 cm tot stilstand komen?