fiets

Rianne stelde deze vraag op 03 april 2021 om 10:51.

Hallo,

Ik moet een opgave maken voor school maar ik kom er niet uit, zou iemand mij opweg kunnen helpen?

Opgave:
Aan één van de spaken van een fietswiel is een magneetje bevestigd. Op de voorvork zit een reedcontact (magnetische veldsensor). Elke keer als de magneet passeert, wordt het reedcontact gesloten. De sensor geeft dan één hoge puls af. Deze hoge puls wordt gevoerd naar een teller. Na 1,0 minuut fietsen staat de teller op 10100101. Het fietswiel heeft een diameter van 71 cm. 

Vraag:
Bereken de snelheid van de fiets.

Met vriendelijke groet,

Rianne Snijder

Reacties

Theo de Klerk op 03 april 2021 om 11:39
Reken de binaire waarde 10100101 eens om naar een decimaal getal - daar ben je waarschijnlijk meer mee vertrouwd. Blijkbaar zijn er dan zoveel omwentelingen in een minuut geweest. Evenzoveel keer is blijkbaar het hele wiel (omtrek?) rondgedraaid en is die afstand afgelegd.
Afstand in een minuut = snelheid in meters per minuut.  Hoeveel is dat in m/s?
Arno op 03 april 2021 om 13:57
Wat het terugrekenen van binair naar decimaal betreft is het handig om te weten dat het laatste cijfer rechts overeenkomt met 1·20 = 1. De derde 1 vanaf rechts komt overeen met 1·22 = 1·4 = 4. De zesde 1 vanaf rechts komt overeen met 1·25 = 1·32 = 32, en de 1 helemaal links  komt overeen met 1·27 = 128. Kijk maar eens of het je daarmee lukt om de snelheid van de fiets te berekenen.
Rianne op 14 april 2021 om 16:06
Ik heb het binaire getal berekent op de manier volgens mij leerboek en kom op 165 uit.
Hierna heb ik de omtrek van het wiel berekent: 0,71 * π = 2,23 m.
Vervolgens heb ik die twee gegevens met elkaar vermenigvuldigd: 2,23 * 165 = 368,04 m / min.
Maar dit moet ik hebben in m/s dus heb ik het gedeeld door 60 -->  368,04 / 60 = 6,1 m/s

Klopt dit?
Jan van de Velde op 14 april 2021 om 16:18
Dag Rianne,

Ja, dat klopt.

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Ariane heeft achtentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Ariane nu over?

Antwoord: (vul een getal in)