Jinthe
stelde deze vraag op
16 februari 2021 om 17:24.
Hoi, Ik zit vast bij vraag B. Ik snap de vraagstelling niet. Ik weet wel dat de verhoudingen de frequenties 1:2:3:4: zijn. Maar ik snap dus de vraagstelling niet. (Het is een examenopgave van 2015-2).
Jinthe
Reacties
Jan van de Velde
op
16 februari 2021 om 17:37
dag Jinthe,
een snaar lijkt qua trillingsgedrag wel een beetje op een aan twee zijden gesloten buis: een snaarlengte komt:
voor de grondtoon overeen met een halve golflengte (knopen aan de uiteinden)
voor de eerste boventoon met een hele golflengte (knopen aan de uiteinden en nog een in het midden)
voor de tweede boventoon met anderhalve golflengte
enz.
maak voor elk van de twee snaren een rijtje met opeenvolgende boventonen, vergelijk beide rijtjes en kijk wanneer je de laagst mogelijke gemeenschappelijke boventoon tegenkomt.