energie en snelheid

mimi stelde deze vraag op 15 januari 2021 om 10:06.
Hoi
Kunnen jullie me helpen met deze vraag?
Een voetbal met een massa van 1,5 kg wordt door Paul weggeschopt. Hierbij gebruikt hij 0,4 KJ energie. Welke snelheid krijgt de bal?
A) 0,53m/s
B) 0,73m/s
C) 533m/s
D) 23m/s

Kan er iemand snel antwoorden alstublieft? Het is erg dringend!
Bedankt voor het antwoorden!
Mvg

Reacties

Theo de Klerk op 15 januari 2021 om 10:19
energie door schoppen wordt blijkbaar in kinetische energie omgezet.
Dus 0,4 kJ (kleine letter k - geen temperatuur K kelvin) wordt 1/2 mv2
Daaruit is de snelheid te berekenen.
Arno op 15 januari 2021 om 19:32
De kinetische energie en de massa zijn gegeven, dus die gegevens kun je invullen in de formule voor kinetische energie. Wat voor vergelijking voor de snelheid krijg je dan, dus wat is dan de gevraagde snelheid?
mimi op 16 januari 2021 om 13:12
Het anwoord dat ik vond is 23m/s.
Is het juist?
Theo de Klerk op 16 januari 2021 om 13:43
Ja
ikram op 17 januari 2021 om 15:01
Hey
Het is raar, ik heb dezelfde opgave gekregen maar ik vond 0,73 m/s met de formule 1/2 mv2.
Zo deed ik het:
400J ÷ 0,5 . 1500 <=> 400 ÷ 750 = (0,533m/s)² <=> √0,533 = 0,73 m/s
Ik begrijpt niet hoe jullie aan 23m/s zijn aangekomen.

Groeten

Jaap op 17 januari 2021 om 15:11
Dag Ikram,
In een formule zoals deze vullen we alle grootheden in met de standaardeenheid:
zonder milli, kilo, mega enzovoort
behalve  de massa: die heeft als standaardeenheid kilogram.
Arno op 17 januari 2021 om 15:29
@ikram: Je dient voor de massa m de massa in kg te nemen omdat dat de standaardeenheid van massa is. Jij gebruikte de massa in gram, wat dus niet juist is. Invullen van m = 1,5 kg en E = 400 J geeft bij invullen in de formule de juiste gevraagde snelheid. Kijk eens of je daarmee wel op de juiste snelheid komt.
ikram op 17 januari 2021 om 15:44
Het moest dus zo
400J ÷ 0,5 . 1,5 <=> (533,33m/s)² <=> √533,33 = 23,09 m/s
Ah voila!
Bedankt!!

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft tien appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)