dag Mayke
Algemene gaswet luidt: pV=nRT
we gaan er even van uit dat de (onbekende) temperatuur niet wijzigt. Samen met de gasconstante R is dat dus één constante die we voor dit geval
even vereenvoudigen naar 1 : het gaat ons immers niet om werkelijke aantallen gasmoleculen, maar om de verhouding tussen de aantallen voor en na. Als we weten hoeveel keer meer er aan het einde in zitten dan er in het begin waren is dat voldoende om te weten hoeveel keer de druk groter wordt dan die in het begin was.
Blijft over: p·V= n
voor het vat betekent dat 10-4 Pa x 2 000 000 mm³ = 200
doe dat ook voor die lucht die je inlaat: ........... Pa x 1 mm³ = ...................
tel beide n-en op, en vergelijk met je oorspronkelijke n
Hoeveel keer meer luchtmoleculen zijn er nu in je vat vergeleken met eerst?
met welke factor is de druk dus gestegen?
groet, Jan