De zwaartekracht werkt steeds naar beneden en kan dus een deel van de middelpuntzoekende kracht leveren. Vooral boven in de baan. Onderaan wijst de kracht nog steeds naar beneden, maar de mpz kracht wijst dan naar boven. Om netto een voldoende grote kracht naar boven te hebben moet de zwaartekracht worden gecompenseerd EN daarna nog een hoeveelheid kracht die een resultante naar boven geeft.

Of, met andere woorden en heel erg to the point: als Petra in dat punt stil hangt aan de ringen, welke kracht moet ze dán uitoefenen?

Groet, Jan

Ikk snap het!! 

alles wat naar het midden van de cirkel wijst is + alles wat er van af wijst is -

Dus dan moet het zijn

fmpz = fspier - fz
- fspier = -fmpz - fz
fspier = fmpz + fz klopt dit dan wel?

Nee sorry!! Ik zei
het verkeerd

fmpz = fspier - fz dit is het 
want fz wijst er van af fspier naar midden toe

dag Juan

Gebruik aub grote F voor kracht.

En dan, gooi even die formules weg. We gaan nu ècht natuurkunde doen, dwz een gecompliceerd probleem in eenvoudigere stukjes knippen, en daarna terug samenvoegen; dàt is de bedoeling van een vak als natuurkunde.

Hang jezelf in gedachten aan die ringen. 

scene 1: denk even de zwaartekracht weg (in een gedachtenexperiment kan dat) 
Hoe groot is je spierkracht in het onderste punt van die zwaai??

scene 2: we denken nu de zwaai weg, je hangt stil, zwaartekracht terug aanwezig.
Hoe groot is nu je spierkracht?

eindfase: voeg beide eerdere scenes samen tot één, een zwaai in een zwaartekrachtveld. 

Groet, Jan