opwarming draad
Iris stelde deze vraag op 08 mei 2020 om 14:55.Hoi!
Vandaag was er een vraag op de toets met een stroomkring. Bij die stroomkring was de spanning, stroomsterkte en weerstand bekend.
Nu moest je uitrekenen hoeveel het draadje in 5 seconden op zou warmen.
Mijn eerste vraag is welke formule je daarvoor moet gebruiken: Q = Pt? Is er überhaupt een formule waarmee je ook nog van de warmte-energie naar de warmte in graden kan gaan bij zo'n stroomdraad?
En mijn tweede vraag over deze formules:
Q = P x t
E = P x t
Ik snap niet zo goed waarom deze formules hetzelfde zijn, dit zegt dus eigenlijk dat de totale energie in een kring in bepaalde tijd met bepaald vermogen dezelfde waarde heeft als de warmte-energie? Dat lijkt me sterk, dan gaat toch alle energie verloren?
Groetjes, Iris
Reacties
eerst moet je je verstand gebruiken en bedenken wat gebeurt. Dan volgt een formule meestal vanzelf. Natuurkunde is geen formule goochelen.
Vermogen (energie/tijd) wordt in de draad tot warmte gebracht.
P = UI = I2R of U2/R (als je U = IR of I = U/R invult).
De totale energie naar t seconden is dan E = Pt
Als deze energie gebruikt wordt om te verwarmen, dan is algemeen bij verwarming:
opwarmenergie = massa x soortelijke warmte x temperatuurstoename
Q = E = m cw ΔT
Er wordt om ΔT gevraagd, dus idealiter moeten de overige waarden dan bekend zijn: E (=Pt), massa van de draad en (BiNaS) soortelijke warmte van dat materiaal.
>Ik snap niet zo goed waarom deze formules hetzelfde zijn
Dat gebruikten we boven al eerder. E berekent de energie die elektrisch is afgegeven.
Q (maar had ook E mogen heten) is de warmte (=energie) nodig voor opwarming.
Het is dus logisch dat
elektrische energie die vrijkomt = energie (warmte) gebruikt voor opwarming
Energie gaat nooit verloren, wordt nooit gemaakt, het verplaatst zich alleen maar. In dit geval uiteindelijk vanuit de batterij via de stroom naar de opwarmende weerstand
Bij de stroomkring ging het alleen niet om verwarmen, maar het was een stroomkring met enkel draden (die vanzelfsprekend weerstand hebben) en een schakeling erin. Mag je er dan ook gewoon vanuit gaan dat E gelijk is aan Q? Mijn gevoel zou zeggen dat Q veel lager zou zijn, het waren namelijk koperdraadjes met uit mijn hoofd 0.032 Ohm weerstand. Maar zonder ervan uit te gaan dat Q = E is de som niet op te lossen toch?
Mvg!
zonder dat we de volledige, letterlijke opgave hebben valt er geen zinnig woord te zeggen over de vraag of de warmte-ontwikkeling in de draad gelijk is aan de ingevoerde energie. Het zou best kunnen van wel (dan toch minstens binnen de significanties) en het zou ook kunnen dat de vraag eigenlijk te slordig in elkaar zat.
Iris plaatste:
dan gaat toch alle energie verloren?
Groet, jan
- Erg bedankt! Ik heb nog even gezocht en ik heb hem gevonden! Het betreft deze vraag:
https://www.natuurkunde.nl/opdrachten/1494/parallelle-draden-vwo-2013-2-opg-3
Antwoord:
Voor de warmte die in de draad per seconde oontwikkeld geldt:
2R = 202 * 0,023 = 9,2 W
In 5 seconde is dat 1 J.
Ik snap hoe de vraag berekend wordt, maar als ik het goed begrijp mag je er dus, als er verder niks over wordt vermeld, vanuit gaan dat E gelijk is aan Q? Anders zou je immers én T én Q onbekend hebben in de formule met de soortelijke warmte.
Mvg, Iris
Mvg
Mvg
Iris
P = UI = (IR)R = U(U/R)
Uit beide komt hetzelfde. Alleen is I2R handiger als je de stroomsterkte kent en U2/R als de spanning bekend is.
> vraag ik me dus af of je er zomaar vanuit mag gaan dat Q = E
Dat heb ik in antwoord op 15:33 ook al gezegd. What's in a name?
De berekening P = I2R gebruikt de totale stroomsterkte (20A) en de vervangingsweerstand.
Als je P = U.I wilt gebruiken mag dat natuurlijk, maar dan zijn er wel steeds andere U waarden: immers de weerstand van de twee parallelle draden (met stroomsterkte I2=10A) geven tezamen een vervangingsweerstand van de helft daarvan. Daardoor ook een andere spanningsval U2 .
Dus wordt het P = U1I1 + 2 (U2I2) + U3I3
Het is me helemaal duidelijk, ontzettend bedankt!!!
Mvg, Iris