Hallo ik heb een hele hoop oefentoetsen gevonden op internet en het gaat goed maar er zijn een paar vragen waar ik maar niet uitkomt zou iemand mij hier misschien mee kunnen helpen ?
vraag D
In een schuur hangt een bal aan een touwtje.
De bal wordt opzij getrokken en op t = 0 s losgelaten. In figuur 1 is de uitwijking van de bal uitgezet tegen de tijd. Neem aan dat de beweging tussen t = 0 s en t = 4 s een harmonische trilling is.
Voor de trillingstijd van een slinger geldt:
⦁ T is de trillingstijd in s
⦁ ℓ is de lengte van de slinger
⦁ g is de valversnelling in m s−1.
1 Bepaal de lengte van de slinger.
2 Bepaal de maximale snelheid die de bal krijgt tijdens de trilling.
Opgave F
klaas hangt een tennisbalbal van 250 gram aan een veer. Hij laat de tennisbal 6,0 cm boven de evenwichtsstand los. De tennisbal voert een harmonische trilling uit. hij maakt het (u,t)-diagram van figuur 2.
3 3p Toon aan dat de veerconstante van de veer gelijk is aan 27 N m−1.
Figuur 2
klaas maakt vervolgens de opstelling zodat het blad zich bevindt op 3,0 cm onder de evenwichtsstand. Opnieuw laat hij de tennisbal 6,0 cm boven de evenwichtsstand los. Bij het omlaag bewegen stuitert de bal nu op het tafelblad. Het stuiten gaat elastisch. Dit wil zeggen dat de snelheid omkeert, maar dat er geen energie verloren gaat.
In figuur 2 zie je het (u,t)-diagram van deze beweging.
Figuur 2
4 Toon met een berekening aan dat de bal op t = 0,20 s de tafel raakt.
5 Bereken de kinetische energie van de bal op het moment dat de stuiterbal de tafel raakt.
Vergelijk je figuur 1 met figuur 2 dan zie je dat de grafiek een fasesprong Δφ maakt op het moment dat hij op de tafel terechtkomt.
6 3p Bereken de fasesprong van de bal tijdens het stuiteren op de tafel.
Opgave y
Op een gitaar zitten 6 snaren die over een lengte van 65,0 cm kunnen trillen. De dunste van deze snaren, de e-snaar, laat een toon van 330 Hz horen als je hem aanslaat.
7 Bereken de golfsnelheid in deze snaar.
Een panfluit bestaat uit buisjes die aan één kant dicht zijn. Aan de open kant wordt lucht in de buisjes geblazen. Neem aan dat de temperatuur van de trillende lucht in de buisjes gelijk is aan 40 °C.
8 Bereken de lengte die een panfluitbuis heeft als de trillende lucht dan een toon van
330 Hz vormt.
Een panfluit klinkt heel anders dan een gitaar. Ook als ze dezelfde toon voortbrengen.
9 2p Leg uit waarom de klankkleur van een gitaar anders is dan die van een panfluit.