Als een koord vast zit en naar boven wil zwiepen dan kan dat niet. Het bevestigingspunt verhindert dat door een kracht uit te oefenen die het koord naar beneden trekt. En daarmee een golf produceert die precies het omgekeerde doet (en met precies dezelfde kracht als het koord, maar tegengesteld) en "dus" een golf produceert die terugloopt en 1/2 fase anders is. Beide golven tellen op: resultaat steeds 0.
Verandering van fase (dwz 1/2 fase erbij of eraf) treedt alleen op bij vaste uiteinden. Bij een los uiteinde niet. Daar wordt het uiteinde niet tegengehouden en zwiept het uiteinde dubbel zo ver uit (teruglopende golf in fase: beide tellen op)
Een golf versterkt als bij het trillingspunt steeds energie wordt toegevoerd op het juiste moment. Een zetje in de richting die het koord toch al ging (bijv. zetjes bij een schommel doet je steeds hoger komen). De frequentie waarbij dat het beste gaat noemt men de resonantie-frequentie.
Uitdoven gebeurt als de energie die door de golf wordt getransporteerd onderweg wordt geabsorbeerd in meer of mindere mate. Dan wordt de amplitude (die een maat is voor de energie) steeds kleiner en bij complete doving zelfs nul.
Kijk/speel eens met
https://phet.colorado.edu/en/simulation/wave-on-a-string - een app waarbij je zelf kunt bepalen of je een vast, los of geen uiteinde hebt, resonantie kan opwekken of demping. Misschien helpt het wat "gevoel" te krijgen voor wat met een golf kan gebeuren.