Dat heeft alles met het hefboom-effect te maken.
De schep kan draaien op het punt waar je het met de hand ondersteunt.
De afstand hand - aarde is veel groter dan afstand hand - andere hand (waarmee je tilt). Aangezien voor evenwicht (d.w.z. schep stil houden) geldt dat het krachtmoment aan beide kanten van het draaipunt (de hand) hetzelfde moet zijn, moet gelden dat:
afstand til-hand tot vasthoud-hand x kracht tilhand = afstand vasthoud-hand tot aarde x gewicht aarde
En dan zie je dat doordat de afstand tussen je beide handen veel kleiner is dan die tussen hand en aarde, je een veel grotere kracht moet uitoefenen.
Ditzelfde principe wordt gebruikt voor een nijptang, spanner, een notenkraker en alle andere gereedschappen waarbij je met weinig (menselijke) kracht toch aan het andere uiteinde een heel grote kracht uitoefent.
Hieronder zie je hoe dat werkt als iemand met een pikhouweel slaat. Omdat de afstand hand-houweel (lengte 1) ongeveer 2x zo groot is als de hand-hand afstand (lengte 2) moet de andere hand een kracht minstens gelijk aan het dubbele van de houweel uitoefenen om met die houweel te slaan.
De hefboomwet hier zegt dat bij evenwicht geldt dat
trekkracht x lengte 2 = gewicht x lengte 1
Voor jouw schep zou dus gelden:
trekkracht = gewicht aarde x lengte1 / lengte 2 (en meer als je de aarde wilt verplaatsen!)
Dan is er een niet zo'n handige boer die aarde met een schep verplaatst. De lengte 1 en lengte 2 verschillen niet veel: hij moet bijna dezelfde kracht (en meer) uitoefenen om die aarde op te tillen.
Dan doet deze hobby-boer het iets beter: hij neemt een kortere afstand tot de aarde en een langere om met zijn hand te duwen: hij hoeft minder dan het gewicht van de aarde te duwen om het toch te verplaatsen.