Vraag berekening inductie spanningen

Sterre stelde deze vraag op 22 maart 2020 om 12:38.

 Ik heb een vraag over hoe je de onderstaande opgave moet berkenenen.

 

Het diagram van bovenstaande afbeelding geeft de door een winding omvatte magnetische flux als functie van de tijd.
Bereken de inductiespanning in de winding op de volgende tijdstippen:

a. 0,020 s
b. 0,045 s
c. 0,055 s
d. 0,070 s
e. 0,090 s

Ik snap niet hoe je dit moet berekenen. Ik heb al het geprobeert de doen met behulp van . Ik dacht dan de frequentie is 1/0,1=10, maar dan weet ik verder niet hoe je U max zou kunnen uitrekenen. Kan iemand mij hier misschien verder mee helpen?

Reacties

Jan van de Velde op 22 maart 2020 om 13:04

Sterre plaatste:

 
Ik snap niet hoe je dit moet berekenen. Ik heb al het geprobeert de doen met behulp van 

dag Sterre,

je slaat hierbij een cruciale stap over: even je gegevens op een rijtje zetten.

 Geen Umax, geen frequentie, dus die formule van je is een heilloze weg.

Alles wat je weet is wat je uit die grafiek kunt halen, dwz tijd en flux.
Ga daar dus eerst eens mee op zoek in je BINAS.

groet, Jan
Sterre op 22 maart 2020 om 13:16
Beste Jan, 

dankuwel voot uw antwoord. Een andere formule die ik denk dat ik kan gebruiken zou kunnen zijn . maar als je op t = 0,020 de inductie spanning wilt berekenen dan kan je toch geen verschil van de tijd en verschil in de magnetische flux hebben? Of mag je als je de inductie spanning op een bepaald moment wilt weten gewoon de magnetische flux op dat moment nemen samen met de tijd die daarbij hoort. Dus in de formule zou dit er dan zo uit zien. 

Groetjes Sterre
Jan van de Velde op 22 maart 2020 om 13:24
dat is dan de juiste formule voor dit geval, ja....

maar ΔΦ/Δt  is NIET "de flux op een bepaald tijdstip",

maar WEL de VERANDERING (Δ) van de flux in de tijd, op een bepaald tijdstip. En die bepaal je aan de hand van de richtingscoëfficient van de raaklijn van de grafiek op een bepaald tijdstip. Hier gaat het alleen om rechte lijnen, dus dan is de raaklijn de grafiek zelf. 

Bijvoorbeeld, op tijdstip 0,02 s is die ΔΦ/Δt gelijk aan 0,002/0,04 = 0,05 Wb/s 

groet, Jan
Sterre op 22 maart 2020 om 13:28
Oke dankuwel 
Ik denk dat ik hier wel mee verder kan.
Jan van de Velde op 22 maart 2020 om 13:43
vertel me dan je antwoord maar eens voor b) 
Sterre op 22 maart 2020 om 13:44
Ik dacht dat het antwoord bij b het zelfde antwoord als bij a was, dus -0,05 V
Jan van de Velde op 22 maart 2020 om 13:46
wat is dan volgens jou op dit rode stuk grafiek de verandering van flux per seconde? 

Sterre op 22 maart 2020 om 13:47
daarbij dacht ik 0 wb/s
Theo de Klerk op 22 maart 2020 om 13:51
Correct.  Ervoor (0-0,04s) neemt de flux toe, tussen 0,05-0,06 neemt hij sterk af (veld draait zelfs on in richting), dan weer 0,06-0,08 constant en neemt daarna weer toe tot 0 (dwz eigenlijk wordt het veld zwakker van sterk-negatief naar nul: maar "negatief" betekent hier "omgedraaide richting")
Jan van de Velde op 22 maart 2020 om 13:54

Sterre plaatste:

daarbij dacht ik 0 wb/s
klopt
maar als je dat (nul) invult voor ΔΦ  in je formule kun je toch nooit op -0,05 V uitkomen? 
Sterre op 22 maart 2020 om 13:58
klopt ik zie nu dat ik bij b 0,040 s als tijd heb genomen ipv 0,045 s, dan moet het antwoord bij b 0 V zijn.
Jan van de Velde op 22 maart 2020 om 14:03
sjuust
Mirte op 24 februari 2021 om 11:11
Beste Jan,

Ik snap niet helemaal hoe u bij deze getallen komt

Bijvoorbeeld, op tijdstip 0,02 s is die ΔΦ/Δt gelijk aan 0,002/0,04 = 0,05 Wb/s

Zelf dacht ik aan -1 * ((1*10-3-0) / (0,020 - 0)), maar gezien antwoord b is dit niet de goede manier. Hoe weet je welke delta t je krijgt? Dus dat je bijvoorbeeld niet altijd bij t = 0 kan beginnen maar waar dan wel?

Groetjes Mirte
Theo de Klerk op 24 februari 2021 om 12:33
Bij t=0,02 s zie je een bepaalde waarde van de flux (1 x 10-3 Wb). Maar van belang is de verandering in de flux. En die vind je door de raaklijn aan de grafiek te nemen op t=0,02 s.  En die raaklijn valt samen met de grafiek, want beide zijn een rechte lijn en vallen over elkaar.
De helling van die lijn (voor alle punten t=0,00 s tot t=0,04 s) is overal gelijk. Ze kan bepaald worden door 2 waarden te nemen (bijv.  (t,θ)=(0,0) en (0,04 , 2.10-3) en dan de helling te bepalen, Δθ/Δt en die is dan (2.10-3 -0)/(0,04 - 0) = 0,05 Wb/s

De delta t is steeds een tijdsinterval - je mag zelf een waarde kiezen zolang die maar past bij de raaklijn die je tekent.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Ariane heeft dertig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Ariane nu over?

Antwoord: (vul een getal in)