moment

Eva stelde deze vraag op 21 februari 2020 om 10:28.

Hoi voor natuurkunde 6v ben ik bezig met de lorentzkracht berekenen van een motortje. Dit moet als het goed is met behulp van de momentenwet van twee tandwielen die we nodig hebben om de ventilator te laten draaien. De stappen die we denken dat we moeten maken zijn: 
F1 × arm1 =F2 ×arm2

F2=F3

F3× arm3 =F4× arm4

Ml =1/2 √2×FLorentz × breedte spoel

https://www.google.com/search?q=tandwielen+kracht&sxsrf=ALeKk02d766lg1PR_Vef2PWflCCgzbxOYQ:1582276629527&source=lnms&tbm=isch&sa=X&ved=2ahUKEwj_08Hjp-LnAhVFhqQKHaKaDlUQ_AUoAXoECAwQAw&biw=1366&bih=625#imgrc=Z_0F_1Q7_oTJvM 
Op de link hierboven zien de tandwielen eruit. Ik vraag me nu echter af wat ik bij F1 en alle armen moet invullen. Welke afstanden moet ik voor de armen pakken? En hoe kom ik op F1 zodat ik F2, F3 en F4 kan berekenen. En om de ventilator met 4 "wieken" niet te snel te laten draaien moet het grote tandwiel dan eerst voor vertraging?

Groetjes Eva

Reacties

Theo de Klerk op 21 februari 2020 om 14:05
ik zie in de link alleen maar twee in elkaar grijpende tandraderen. Voor elk tandrad geldt dat het moment gelijk is aan de straal x de kracht op de rand van het tandwiel (a.g.v. het andere tandwiel). De arm is de straal van het wiel: het is de loodrechte verbinding tussen kracht-aangrijppunt en de draaias.

Bij overbrenging geldt dat datzelfde moment een kracht F levert op elke afstand r van de draaias waarbij F = M/r

Langzaam draaien betekent meestal dat een klein, snel ronddraaiend tandwiel een veel groter en daardoor trager draaiend tandwiel aanstuurt: de overbrenging zegt immers dat n x omwenteling (=omtrek) wiel 1 = 1 omwenteling (=omtrek) wiel 2:

n2πr1= 2πr2
n = r2/r1

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft zeven appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)