Dit is een examenvraag, waar ik niet uitkom:
In figuur 4 is schematisch een passagier getekend figuur 4 in de Gravitron. De passagier heeft een massa van 71 kg en ligt tegen de schuine wand van de ton.
De Gravitron staat nog stil. Om te begrijpen hoe de krachten werken, gaan we uit van het volgende model:
- De kracht van de vloer op de passagier staat evenwijdig aan de wand.
- De wrijvingskracht stellen we op nul.
Figuur 4 staat vergroot op de uitwerkbijlage. Daarin is de zwaartekracht aangegeven met een vectorpijl. Op de passagier werken nog twee andere krachten.
Construeer de grootte en de richting van die twee andere krachten op de passagier. Laat in de tekening de krachten aangrijpen in punt Z.
Bij ontbinding hiervan zijn de krachten naar boven gericht, omdat ze de tegengestelde Fz hebben genomen. Maar waarom hebben ze dit gedaan?