Henry
stelde deze vraag op
03 november 2019 om 01:04.
Wilt iemand alstublieft oefeningen 70(b en c), 72 en 74 uitleghen alstublieft? Alvast zeer bedankt!
Reacties
Theo de Klerk
op
03 november 2019 om 01:58
70 De aarde draait in 24 uur om zijn as. Ilse zit op de evenaar en maakt de grootst mogelijke cirkel bij die draaiing. De draaiing kan alleen als er een centripetale kracht is (anders ging ze rechtuit het heelal in). Je kunt berekenen hoe groot die kracht is: mv2/r Er is maar 1 kracht die deze centripetale kracht kan leveren: de zwaartekracht. Maar die is veel groter dan nodig voor de cirkelbeweging.Het restant levert het gewicht. Aan de evenaar weeg je dus minder dan aan de pool. Als de zwaartekracht precies even groot als de benodigde centripetale kracht was, woog je niks (zoals satellieten in hun baan) omdat je zo snel langs/met het oppervlak zou bewegen dat je in vrije val bent: steeds vallen maar de bodem valt net zo snel onder je weg.
72 Gebruik de Perioden Wet van Kepler. T2/r3 is constant en hetzelfde voor satelliet en maan. Van de maan weet je alles, van de satelliet alleen r. Valkuil: baanstraal = hoogte + straal aarde Alternatief: zwaartekracht = centripetale kracht (doorrekenend geeft dit ook de Keplerwet) GmM/r2 = mv2/r Alles op v na is bekend, v uit te rekenen.
74 Teken de slee, teken de trekkracht. Ontbind die in horizontale en vertikale component. Het vertikale deel trekt de slee omhoog. Daardoor weegt die minder en zal de normaalkracht van de grond ook kleiner zijn.