Versnelling.

Win. stelde deze vraag op 23 april 2019 om 21:22.



Goededag :)

Ik heb een klein beetje moeite met deze opgave. Ik kan niet uitmaken welke berekening van me het juiste is. Alvast bedankt.

Groet, Win.

Reacties

Theo de Klerk op 23 april 2019 om 22:11
De spanning in het koord vanaf A zal gelijk zijn aan de spanning in het koord vanuit B. Die laatste is gelijk aan de zwaartekracht.

Dus kun je voor A (als functie van de hoek) uitrekenen hoe groot de horizontale en vertikale versnelling zal zijn en hoe A daardoor naar rechts zal bewegen (neem ik aan) en steeds minder op de ondergrond zal drukken omdat het touw een steeds grotere kracht omhoog geeft die de normaalkracht op A doet afnemen.
Win. op 23 april 2019 om 22:31
Dankuwel voor uw snelle reactie, maar ik zit toch even vast. Kunt u mij even verder een weg wijzen door een berekening? Alvast bedankt.

Groet, Win.
Jan van de Velde op 23 april 2019 om 23:01

Theo de Klerk plaatste:

..//..) en steeds minder op de ondergrond zal drukken omdat het touw een steeds grotere kracht omhoog geeft die de normaalkracht op A doet afnemen.
Ik denk niet dat dat er hier toe doet: De versnelling in dit stelsel zal niet constant zijn, maar alles wat men wil weten is de versnelling op dit gegeven ogenblik. 

Win heeft

... een klein beetje moeite met deze opgave.

Ik heb er veel moeite mee, omdat de versnellingen van de blokken A en B niet gelijk zijn, volgens mijn intuïtie dan toch, zoals ze dat wel zouden zijn als dat touw horizontaal stond. 

Ik zie het nog even niet. 

Groet, Jan
Win. op 23 april 2019 om 23:04
Ik denk dat blok A eerst op zijn plaats wordt gehouden, en daarna wordt het systeem losgelaten.

Groetjes, Win.
Theo de Klerk op 23 april 2019 om 23:20
Dat is niet zo simpel. Uit je aantekeningen begrijp ik dat aanvankelijk tan α = 3/4 en dus α = tan-1 3/4 = 36,9º  (of ook wel: de schuine zijde in verhouding 5 omdat 32 + 42 = 52)
Maar dat verandert naarmate A verder naar rechts schuift.
Aan begin zal de spanning F = 0,5g = 5 N zijn (g = 10 voor de eenvoud).

Dat betekent dat de  Fx = 5 cos α = 5 x 4/5 = 4 N. Er is een wrijving naar links van max 2 N dus naar rechts resulteert een kracht van 4 - 2 = 2 N hetgeen een versnelling levert voor A van ax = 2/1,5  m/s2 
Dan zal A met een versnelling 4/3 = 1,33 m/s2 naar rechts bewegen.

Maar daardoor gaat het koord schever staan en wordt hoek α groter en cos α kleiner en dus zal Fx afnemen - wellicht zelfs onder 2 N komen waardoor het blok stil gaat staan (Fwrijv > Fspanning,x) .
Al is die wrijving ook niet constant (en de wrijvingscoefficient zie ik nergens): immers naarmate Fspanning,y groter wordt, wordt de totale normaalkracht op A kleiner omdat de kabel blok A meer en meer optilt van de grond waardoor de effectieve kracht op de grond afneemt  (FN = gewicht A - Fspanning,y)
Ik gok erop dat μ = Fwrijv,max/FN = 2/(1,5g - Fy) = 2/(15 - 10 x 3/5) = 2/(15-6)=2/9 als ik aanneem dat Fwrijv,max = 2 N voor een horizontaal bewegende massa A met gewicht 10A.

Er moet een functie α(t) en  a(α) (en dus a(t)) zijn te vinden. Al zie ik niet meteen hoe - een modellering lijkt sneller resultaat te geven (afstand A verandert door a, daardoor α daardoor a en dit leidt tot de volgende rekencycle).
Jan van de Velde op 23 april 2019 om 23:46

Theo de Klerk plaatste:


Dan zal A met een versnelling 4/3 = 1,33 m/s2 naar rechts bewegen.

Maar daardoor gaat het koord schever staan ..//.. 
@Theo, nogmaals, dat doet er niet toe: we hoeven geen a/t grafiek te gaan tekenen. Het gaat alleen maar om de versnelling op dit ene ogenblik, met het touw onder deze hoek. 
Jan van de Velde op 24 april 2019 om 00:00

Theo de Klerk plaatste:

..//..
Dat betekent dat de  Fx = 5 cos α = 5 x 4/5 = 4 N. Er is een wrijving naar links van max 2 N dus naar rechts resulteert een kracht van 4 - 2 = 2 N hetgeen een versnelling levert voor A van ax = 2/1,5  m/s2 
Dan zal A met een versnelling 4/3 = 1,33 m/s2 naar rechts bewegen.
..//..


en hierbij zie je volgens mij over het hoofd dat blok B met een massa van 0,5 kg tegelijkertijd óók versneld moet worden door diezelfde kracht. 
Jan van de Velde op 24 april 2019 om 16:12
alternatieve poging...

als het touw lang genoeg is, zal, als e.e.a. een centimetertje opschuift, de hoek van dat touw niet significant veranderen, en de verdeling van krachten dus ook niet. Een centimeter beschouwen dus even als een dx, en de tijd waarin dat gebeurt een dt.

Zakt B met 1 cm. 
Arbeid zwaartekracht is dan 5 N x 0,01 m = 0,05 J 
Daardoor schuift A 0,8 cm op naar rechts. 
Arbeid wrijvingskracht is dan -2 N x 0,008 m = 0,016 J 

netto arbeid 0,05 -0,016 = 0,034 J
dat veroorzaakt een snelheidstoename van B en van A
0,034 = ½mAvA² + ½mBvB²
we weten ook :
vA = 0,8vB
dus
0,034 = ½·1,5·0,64vB² + ½·0,5·vB²
dat oplossend geeft vB = 0,2158 m/s

de versnelling zal eenparig zijn, gedurende die cm was de gemiddelde snelheid van B dus (0+0,2158)/2 = 0,10791 m/s
de tijd die B voor die beweging nodig had was dus:
t= s/vgem = 0,01 / 0,10791 = 0,092672 s

dat geeft een versnelling aB= dv/dt = 0,2158 / 0,092672 = 2,32 m/s² 

Voordat ik verder ga rekenen, zou dit tot een juiste oplossing kunnen gaan leiden? 

Groet, Jan
Win. op 24 april 2019 om 19:54
Lijkt me wel goed, Jan. 
Hartelijk dank allemaal.

Groet, win.
Jan van de Velde op 24 april 2019 om 21:27
ik vraag me af of mijn benadering, laat staan mijn antwoord voor blok B, überhaupt klopt. Daar ga ik alleen maar achterkomen als ik veder ga rekenen, en kijken of alles met elkaar blijft kloppen. Ik heb jammer genoeg weinig tijd daarvoor. 

Maar ja, toch blijft dit een rare vraag,

"DE versnelling van het systeem"

er is niet één versnelling in het systeem, er zijn er twee. 

Enfin, wie weet komt er nog wel eens iemand met een briljant idee....
Win. op 25 april 2019 om 03:12
Beste Jan,

 



netto arbeid 0,05 -0,016 = 0,034 J
dat veroorzaakt een snelheidstoename van B en van A
0,034 = ½mAvA² + ½mBvB²
we weten ook :
vA = 0,8vB
dus
0,034 = ½·1,5·0,64vB² + ½·0,5·vB²
dat oplossend geeft vB = 0,2158 m/s

Ik snap dit stukjevan de berekening even nket. Kunt u misschien even toelichten voor mij? Aub..
Alvast bedankt. :) 

Groet, Win. 
Theo de Klerk op 25 april 2019 om 07:05
>er is niet één versnelling in het systeem, er zijn er twee.

Zichtbaar is er slechts 1: de beweging van A en B - even snel omdat ze aan een touw gekoppeld zijn en B de trekker is.

Wat Jan uitrekent is de verrichte arbeid door B. Deze arbeid komt ten goede aan de verandering van de kinetische energie van A en B, plus het compenseren van de wrijvingsverliezen van A 
( W = ΔEkin + Q)
Jan van de Velde op 25 april 2019 om 07:45

Theo de Klerk plaatste:

>er is niet één versnelling in het systeem, er zijn er twee.

Zichtbaar is er slechts 1: de beweging van A en B - even snel omdat ze aan een touw gekoppeld zijn en B de trekker is.

vanwege de hoek van dat touw zijn ze juist niet even snel, en dat maakt alles zo problematisch. 

Win. plaatste:

Ik snap dit stukjevan de berekening even nket. Kunt u misschien even toelichten voor mij? Aub..
Alvast bedankt. :) 

Groet, Win. 
Ik stel twee vergelijkingen op met twee onbekenden. Welke stap die ik daar zet begrijp je niet? 
Win. op 25 april 2019 om 15:39

0,034 = ½mAvA² + ½mBvB²

Beste Jan, deze stap begrijp ik niet... :(

Alvast bedankt

Groet, Win.
Jan van de Velde op 25 april 2019 om 15:47
ik stel daar dat de netto arbeid op het systeem (arbeid zwaartekracht als B een centimeter zakt minus arbeid wrijvingskracht op A, 0,034 J) gelijk zal zijn aan de toename van kinetische energie van blok A plus de toename van kinetische energie van blok B.
Win. op 25 april 2019 om 18:22
Bedankt 😊

Groet, Win. 
Jaap op 19 januari 2021 om 22:26
Respons 1

Win. presenteert de opgave 'Bereken de versnelling van het stelsel' (23.04.2019 om 21:22).
Op de foto geeft Win. twee berekeningen, boven en onder de streep.

In de berekening boven de streep berekent Win. de versnelling van het stelsel als 'a=2N/2kg'. De 2kg is de totale massa van het stelsel, correct. De 2N is via tussenstappen gevonden door de spankracht Fs van het koord gelijk te stellen aan de zwaartekracht Fz,B=5N op blok B. Dit is onjuist in de gegeven situatie met tan(α)=3/4. Fs=Fz,B zou betekenen dat B geen resulterende kracht ondervindt.

In de berekening onder de streep is 'a=Fr/(mA+mB)' correct, maar is '=5N/2kg' onjuist. De resulterende kracht op het gehele stelsel is immers niet gelijk aan de zwaartekracht Fz,B=5N op blok B. Ten onrechte blijft de wrijvingskracht Fw op blok A zo buiten beschouwing.

In de opgave is 'Fw,max op mA =2N' niet eenduidig.
1. We zouden kunnen aannemen: de wrijvingskracht op blok A bij tan(α)=3/4 is Fw=Fw,max=2N. In dat geval is de resulterende kracht op het gehele stelsel Fres=Fz,B-Fw=mB⋅g-Fw=0,5⋅9,8-2=2,9N en is de versnelling van het stelsel a=Fres/(mA+mB)=2,9/(1,5+0,5)=1,45m/s2. Als inderdaad Fw=2N bij tan(α)=3/4, is dit alles wat de opgave verlangt. Vandaar dat Win. schrijft slechts een klein beetje  moeite met deze opgave te hebben.
2. Of we zouden kunnen aannemen: bij α=0 is Fw=Fw,max=2N en bij elke α is Fw recht evenredig met de normaalkracht van de vloer op blok A. In dat geval is de versnelling van het gehele stelsel a=1,749m/s2. Dit is meer dan 1,45m/s2 doordat de verticale component van de spankracht op A de wrijving vermindert.

Bij deze opgave pas ik de vuistregels voor significante cijfers niet toe, om de getallen beter herkenbaar te laten zijn.
Jaap op 19 januari 2021 om 22:27
Respons 2
Theo noteert 'De spanning in het koord vanaf A zal gelijk zijn aan de spanning in het koord vanuit B. Die laatste is gelijk aan de zwaartekracht' en 'Aan begin zal de spanning F=0,5g=5N zijn (g=10 voor de eenvoud)' (23.04.2019 om 22:11 en 23:20).
Dit is onjuist: de spanning in het koord vanuit blok B is niet gelijk aan de zwaartekracht op B nu tan(α)=3/4 en α=36,9º. Fs=Fz,B zou betekenen dat B geen resulterende kracht ondervindt en een versnelling nul heeft, zodat er van de opgave weinig overblijft.
De versnelling van elk blok is pas nul als Fres,A=Fsp,x-Fw=Fsp⋅cos(α)-Fw=0 en Fres,B=mB⋅g-Fsp=0. Als Fw=2N is hieraan voldaan bij α=65,9° en als Fw recht evenredig is met de normaalkracht van de vloer op blok A bij een nog grotere hoek.
Jaap op 19 januari 2021 om 22:59
Respons 3

Win. denkt 'dat blok A eerst op zijn plaats wordt gehouden, en daarna wordt het systeem losgelaten' (23.04.2019 om 23:04). Dat zou kunnen, maar het staat niet in de opgave. We kunnen de versnellingen van A en B berekenen zonder aan te nemen dat de beginsnelheid van A en B nul is. De versnellingen hangen niet af van de beginsnelheid.

Jan presenteert een bruikbare rekenwijze door de wet van behoud van energie toe te passen op het gehele stelsel (24.04.2019 om 16:12). De toename van de kinetische energie is gelijk aan de arbeid verricht door de uitwendige krachten Fz,B en Fw. De gedachte van Win. volgend, neemt Jan aan dat de blokken aan het begin in rust zijn. Het is niet onmiddellijk duidelijk hoe Jans rekenwijze kan worden uitgebreid tot blokken die aan het begin al bewegen.
Jan noteert als veronderstelling: 'Zakt B met 1cm [...] Daardoor schuift A 0,8cm op naar rechts' en voor de snelheden v van de blokken: 'we weten ook: vA=0,8vB'.
Dit is onjuist. De horizontale verplaatsing van A is groter dan de verticale van B in dezelfde tijd, zodat sA>sB en vA>vB. Zie de onderstaande figuur. Als B zakt over een afstand sB, wordt een stuk koord met lengte sB over de katrol naar de zijde van B gehaald. Het blauwe deel sB=RP gaat van de oude lengte KP af. De resterende lengte KR is even groot als de nieuwe lengte KQ naar de nieuwe positie van blok A (cirkelboog om K). De rode horizontale verplaatsing sA=PQ is zichtbaar groter dan het blauwe deel RP. Zodoende is sA>sB; dit geldt voor elke beginpositie van blok A. Omdat sA en sB plaatsvinden in dezelfde tijdsduur, is ook vA>vB. Meer hierover in repons 4.
Jaap op 20 januari 2021 om 17:47
Respons 4
In de onderstaande bijlage wordt aangetoond dat voor de verplaatsingen s, de snelheden v en de versnellingen a van de blokken A en B geldt sB=sA⋅cos(α) en vB=vA⋅cos(alfa) en aB=aA⋅cos(α) voor elke α.
In aansluiting op de bijdragen van Win., Theo en Jan worden de versnellingen van de afzonderlijke blokken A en B berekend.
In berekening 1 wordt de rekenwijze van Jan (24.04.2019 om 16:12) uitgebreid tot blokken die in het begin al bewegen, worden de onjuiste sA=0,8⋅sB en vA=0,8⋅vB gecorrigeerd en worden uitdrukkingen voor de versnellingen van blok A en B bij willekeurige α toegevoegd.
In berekening 2 worden dezelfde uitdrukkingen afgeleid door de tweede wet van Newton toe te passen op de afzonderlijke blokken. Resultaat: bij tan(α)=3/4 hebben de blokken A een versnelling aA=1,055m/s2 en aB=0,844m/s2.
Bij berekening 1 en 2 is uitgegaan van Fw=2N voor elke α. Berekening 3 verloopt net als 2, maar met de aanname dat Fw=2N als het koord horizontaal is en dat Fw voor elke α recht evenredig is met de normaalkracht van de vloer op blok A. Resultaat: bij tan(α)=3/4 is aA=1,252m/s2 en aB=1,001m/s2. Dat is meer dan bij Fw=2N doordat de verticale component van de spankracht op blok A de wrijving vermindert.
Het diagram hieronder toont de versnelling van blok A als functie van α.
Correctie: de versnelling a=1,749m/s2 van het stelsel in respons 1 moet zijn a=1,630m/s2.
Als een en ander onjuist is: graag reactie.
Jaap op 20 januari 2021 om 17:48
Respons 5
Met de uitdrukkingen voor de versnelling van blok A uit de bovenstaande bijlage zijn modellen gemaakt voor de beweging van blok A in de loop van de tijd. In het ene model is Fw constant 2N. Het andere model beschrijft de beweging met constante wrijving en met veranderlijke wrijving, zodat een vergelijking mogelijk is. Startwaarden zoals de hoek α en de snelheden van A en B aan het begin zijn instelbaar.
De modelbestanden zijn gemaakt met Coach 6.
Advies: eerst het model opslaan, daarna openen met Coach 6 of 7.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft zevenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)