Uitrekking van een spier

hans stelde deze vraag op 25 februari 2019 om 17:31.

Goedendag,

Ik heb een probleem met volgende vraag:

In een bepaald experiment wordt een spier die met een constant gewicht wordt belast langer vanaf t=0. De kracht die die spier daarbij uitoefent, blijft gedurende de eerste seconde op een constant waarde van 100 N. De lengtetoename van de spier is gedurende de eerste secende evenredig met...

  1. de tijd.
  2. de logaritme van de tijd.
  3. het kwadraat van de tijd.
Ik weet uit de correctiesleutel dat het 3 is en heb probeert er vanuit de veerconstane C = F/u te komen maar ik kom er niet uit. Ik dacht het volgende
C = F/u
--> C = m * s/t2 * 1/u (nu voor t 1 inzetten. Mag dat überhaupt?)
--> C = m * s/1 * 1/u (nu dacht ik dat ik s en u mag verrekenen omdat het allebei afstanden zijn)
--> C = m * s/u = m * 1 = m

Ik weet echt niet hoe ik het moet aanpakken. Zouden jullie zo vriendelijk kunnen zijn om het mij uit te leggen?

Met vriendelijke groet,

Hans


     

Reacties

Jan van de Velde op 25 februari 2019 om 17:55
Dag Hans,

Ik vermoed dat dit om een theoretische spier gaat. Waarom jij dan in termen van veerconstantes begint te denken is me niet duidelijk, misschien mis ik context.

En dan ga ik de kwestie algemener interpreteren als: 

In een bepaald experiment wordt op een object een constante kracht uitgeoefend  vanaf t=0. Een tegenkracht die daarbij ook uitgeoefend wordt, blijft gedurende de eerste seconde op een constant waarde van 100 N. De afgelegde weg van het object is gedurende de eerste seconde evenredig met...

We zien dan al met al een constante nettokracht, en dus een constante (eenparige) versnelling. 

st = s0 + v0t + ½at²

als we beginpositie en beginsnelheid op 0 stellen blijft daarvan over:

st = ½at² 

bij een eenparige versnelling geldt dan:

s = constante · t² 
en dus is de verlenging evenredig met het kwadraat van de tijd. 

Iets anders kan ik er zo gauw niet van maken

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft acht appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)