Reacties
Jan van de Velde
op
04 februari 2019 om 22:16
dag Sofie,
Serieweerstanden verdelen de weerstand naar rato van hun weerstand.
voorbeeld, bronspanning 24 volt, en drie serieweerstanden van 1, 2 en 5 Ω.
totale weerstand is dan 1+2+5 = 8Ω
de spanningen over de respectieve weerstanden wordt dan
1/8 x 24 = 3 V, 2/8 x 24 = 6 V, en 5/8 x 24 = 15 V
(samen weer netjes 24 V dus).
duidelijk zo?
groet, Jan
Serieweerstanden verdelen de weerstand naar rato van hun weerstand.
voorbeeld, bronspanning 24 volt, en drie serieweerstanden van 1, 2 en 5 Ω.
totale weerstand is dan 1+2+5 = 8Ω
de spanningen over de respectieve weerstanden wordt dan
1/8 x 24 = 3 V, 2/8 x 24 = 6 V, en 5/8 x 24 = 15 V
(samen weer netjes 24 V dus).
duidelijk zo?
groet, Jan
Sofie
op
10 februari 2019 om 12:29
Hallo,
Sorry voor het late bericht. Het is juist wat u zegt, maar het antwoord moet volgens mijn leraar a zijn, dus R1 zal het eerst doorbranden.
Hij heeft dat met de formule P = R * I2 gedaan.
Vervolgens heeft hij die omgevormd naar P = R * (U/Rs)2
Vanuit die formule heeft hij voor elke weerstand de spanning berekend.
Voor R1 kwamen we 9 V uit, voor R2 19 V en R3 11 V. Ik heb geprobeerd om vanuit de formule P = R * I2 de stroomsterkte doorheen de weerstanden te berekenen. Hierbij kwam ik voor elke weerstand iets anders uit, wat ik vreemd vind. Ik snap niet goed waarom het niet met elkaar overeenkomt.
Sorry voor het late bericht. Het is juist wat u zegt, maar het antwoord moet volgens mijn leraar a zijn, dus R1 zal het eerst doorbranden.
Hij heeft dat met de formule P = R * I2 gedaan.
Vervolgens heeft hij die omgevormd naar P = R * (U/Rs)2
Vanuit die formule heeft hij voor elke weerstand de spanning berekend.
Voor R1 kwamen we 9 V uit, voor R2 19 V en R3 11 V. Ik heb geprobeerd om vanuit de formule P = R * I2 de stroomsterkte doorheen de weerstanden te berekenen. Hierbij kwam ik voor elke weerstand iets anders uit, wat ik vreemd vind. Ik snap niet goed waarom het niet met elkaar overeenkomt.
Jan van de Velde
op
10 februari 2019 om 13:00
Sofie plaatste:
maar het antwoord moet volgens mijn leraar a zijn, dus R1 zal het eerst doorbranden.Sofie plaatste:
Ik heb geprobeerd om vanuit de formule P = R * I^2 de stroomsterkte doorheen de weerstanden te berekenen. Hierbij kwam ik voor elke weerstand iets anders uit, wat ik vreemd vind. Ik snap niet goed waarom het niet met elkaar overeenkomt.De weg die je docent aanwijst is zo te zien correct, maar, voor een meerkeuzevraag ook behoorlijk omslachtig.
P=U·I kun je omschrijven tot I= P/U
- je kent de verhoudingen in maximale vermogens van alledrie de weerstanden.
- door de verhoudingen van de weerstanden ken je ook de verhoudingen van de spanningen over elke weerstand in deze serie bij iedere totaalspanning.
- vul die verhoudingsgetallen in in de formule I=P/U en je ziet vanzelf de verhoudingen van de stroomsterktes die nodig zijn voor doorbranden.
- de weerstand met het laagste verhoudingsgetal voor I zal als eerste doorbranden.
voorbeeld voor R1: I= P/U = 2,5/10 = 0,25
enzovoort
Sofie
op
10 februari 2019 om 13:13
Oké bedankt, ik heb de stroomsterkte opnieuw berekend met die formule en nu is het allemaal ongeveer hetzelfde.
Adriaan
op
22 februari 2024 om 01:28
De weerstanden staan in serie dus de stroom is in alle weerstanden gelijk ongeacht de spanning over het geheel. Het vermogen van een weerstand is U.I de wet van Ohm U=I.R maakt dat we voor het vermogen ook kunnen schrijven: U2/R of I2.R. Hieruit volgt:
Voor R1 geldt 2,5= 10. I12 I12= 25 hieruit volgt als I12 =25 dan brandt R1 door.
Voor R2 geldt 5= 4,7.I22. I22=23,5 hieruit volgt als I22=25 dan brandt R2 door.
Voor R3 geldt 1=2,8.I32. I32=1.2,8.hieruit volgt als I32=2,8 dan brandt R3 door.
Voor R1 geldt 2,5= 10. I12 I12= 25 hieruit volgt als I12 =25 dan brandt R1 door.
Voor R2 geldt 5= 4,7.I22. I22=23,5 hieruit volgt als I22=25 dan brandt R2 door.
Voor R3 geldt 1=2,8.I32. I32=1.2,8.hieruit volgt als I32=2,8 dan brandt R3 door.
- Als de spanning verhoogd wordt en I toeneemt (U=I.R) dan brandt R3 door. De stroom wordt dan onderbroken R1 en R2 blijven gespaard.
- De totale weerstand van een serie weerstanden is gelijk aan de som van de afzonderlijke weerstanden in dit geval 10+4,7+2,8= 17,5 Ohm. Imax voor R3= √ 2,8 = 1,67
- U=I.R vullen voor de hele keten I en R in dan krijgen we U = 1,67.17,5=29,225 V
- 29,225 is de spanning waarbij R3 doorbrandt
Theo de Klerk
op
22 februari 2024 om 02:52
"Brandt door" is meer "bij grotere stroomsterkte dan ..." Op "vol vermogen" branden de lampen optimaal.
Berekeningen kloppen niet:
Als 2,5 = 10 I12 dan is I12 = 2,5/10 = 0,25 en I1 = √ 0,25 = 0,50 A
Ditto: I2 = √ 1,06 = 1,03 A
Ditto: I3 = √ 0,36 = 0,60 A
R1 zal dus als eerste doorbranden omdat het de laagste stroomsterkte kan hanteren.
Bij die stroomsterkte zal de spanning over elke weerstand zijn
U1 = I1R1 = 0,50 . 10 = 5,0 V
U2 = I1R2 = 0,50 . 4,7 = 2,4 V
U3 = I1R3 = 0,50 . 2,8 = 1,4 V
Totale spanning 8,8 V